Huiswaarts
Ik haal mijn schouders op.
‘Liefde maakt blind,’ zegt de ijstrol hoofdschuddend.
‘Wat ben je aan het doen?’ vraagt de prinses ineens.
Ik besluit mijn stoute schoenen aan te trekken en neem haar mee naar een rustiger plekje. ‘Ik moet binnenkort een verre reis maken. Wil je misschien met me mee?’
Waar ga je heen dan?’
‘Naar huis.’
‘Is dat zo ver weg?’
‘Heel ver weg.’ Nu pas heb ik door hoe idioot dit klinkt. Ik excuseer mezelf en zeg dat ik moet gaan. Ik laat het meisje in opperste verwarring achter.
‘Je hebt hier goed aan gedaan,’ zegt Igor.
‘Laten we nou maar gaan,’ antwoord ik gehaast.
We zorgen dat we pas tegen de avond de piramide bereiken. In de tussentijd heb ik mijn oude vertrouwde kleren weer aangetrokken. Mijn wandelschoenen lopen ook een stuk prettiger dan de sandalen.