Als kind kreeg ik een Duitse herder knuffel van mijn moeder. Ik had ook een klein groen hondje, waarvan ik niet meer weet of ik die al had of op dezelfde dag kreeg, maar aangezien ik een herder en een klein hondje had, maakte ik een duo van ze en noemde ik ze "Charlie en Itchy". Zo heette de hoofdfiguren in de film Alle Honden Gaan Naar De Hemel ook.
Ik vond de herder zo mooi, dat ik aan mijn moeder vroeg of ik hem mee naar school mocht nemen.

Op school liet ik hem zien, maar de juffrouw kondigde vrijwel direct aan dat ik de knuffel op de tafel moest achterlaten. Ik mocht hem niet eens mee naar buiten nemen tijdens de pauze. Nu ik eraan terug denk begrijp ik haar reden niet zo. In de les is het begrijpelijk, maar waarom tijdens het spelen niet? Het was overdreven, maar een kind spreekt haar leerkracht niet tegen. Soms.

Als dank voor mijn gehoorzaamheid was de hond gelijk verdwenen na de pauze.

Ik heb nog lang in alle speelhoeken van de school gezocht naar het beest, maar natuurlijk niks. Het was aardig naïef te denken dat een werknemer het ding zag en er vanuit was gegaan dat het bij de knuffelhoek van school hoorde, maar het was de enige hoop die ik op dat moment had. Kort verhaal korter, Charlie, waar ik net 1 dag plezier van had gehad, is nooit meer teruggezien.
Ik werd bitter. Het voelde alsof ik mijn geluk met niemand kon delen, omdat er altijd een dief zou zijn die de kans zou afwachten het weg te jatten. Best een vreemde, overdramatische gedachte om te hebben voor een 6/7-jarige, net als de wraakgevoelens die ik daarna kreeg.

De volgende dag zat ik bij een jongen aan tafel die redelijk trots zijn speelgoedauto aan me liet zien, zo'n Hot Wheels ding. Ik weet praktisch niks meer over deze jongen, of we vrienden waren of niet, maar hij was in ieder geval geen slecht persoon als hij zijn eigendommen met me deelde. Toch dacht ik op dat moment dat het gerechtvaardigd was zijn auto kwijt te maken. Ik gooide het ongezien in mijn tas. "Ik geen hond, dan dit willekeurige kind geen auto", het was echte kinderlogica.
Hij vroeg vrijwel meteen aan me waar het was gebleven en ik loog tegen hem dat ik het niet wist. De paniek groeide in hem, en met zijn paniek, groeide mijn spijt, evenals mijn verdriet voor mezelf. Hier zat ik, me schuldig te voelen, terwijl ik niet eens dezelfde empathie kreeg van mijn knuffeldief. Mijn knuffel was nog steeds gestolen.
In praktisch dezelfde seconde dat ik de auto jatte, haalde ik hem weer uit mijn tas en lanceerde het in zijn eigen.

Loading full article...