Kabouters, monsters en overstromende oceanen
Ik hou mijn hoofd stil,
er zit een kabouter in met een hamer.
Hij wil eruit.
Mijn keel is een monster,
maar er valt niet tegenop te vechten.
Mijn neus kriebelt.
Ergens is een oceaan van snot.
Ik kan mijn lijf niet uit.
Het houdt mij gevangen.
Ademhappend
nies ik mezelf van de kaart.
Wat een aardig cadeautje van maart.
