Pijn dwong haar omhoog te kijken. De gouden sterren staken fel af tegen de zwarte boog waaronder ze ineengedoken zat. Pijn had gelijk, donkerte was wat ze nodig had. Zij stond recht, maar aarzelde. Stilte had het gouden licht daar destijds gehangen, speciaal voor haar. Zij schudde haar hoofd. Stilte was weg. Hij was haar vriend niet meer. Zij had hem weggeduwd, hard. Het enige tastbare dat hij had achtergelaten was Pijn. En Pijn bleef bij haar. Zij ging op de tippen van haar tenen staan en stak haar hand uit. Haar vingertoppen trilden toen ze het eerste gouden licht aanraakten. Warmte streelde haar koude huid. ‘Nee!’ Geschrokken wilde Zij haar hand terugtrekken, maar Pijn schoot haar te hulp en maakte haar gevoelloos. ‘Het wordt makkelijker,’ beloofde hij. Met een diepe frons op haar voorhoofd bedankte Zij haar vriend en plukte het eerste gouden licht. Pijn juichte om het zwarte gat dat achterbleef. Zij staarde de donkerte in. Ja, daar hoorde ze thuis. In de eindeloze diepte waar ze niemand zou zien, ook zichzelf niet. De aantrekking van het gapende gat moedigde haar aan door te gaan. Net toen Zij het gouden licht in haar rugzak wilde stoppen, verstarde ze. Ondanks dat Pijn haar gevoel had uitgeschakeld, slopen sliertjes licht haar vingertoppen binnen. Vol afschuw staarde ze naar haar hand. Het was net of ze vijf rode vingerhoedjes had opgezet. Van schrik liet ze het gouden licht uit haar hand vallen dat op de grond uiteen spatte. Duizenden lichtstipjes botsten tegen elkaar en kozen ten slotte een plekje in het gapende gat. Zij foeterde zichzelf uit terwijl ze krachtig met haar hand wapperde in een poging de rode gloed eruit te krijgen, maar het hielp niet. Het rood werd feller en warmte verspreidde zich naar haar vingerkootjes. Dit wilde ze niet. Haar hartslag versnelde. Zij hoorde Pijn vloeken. Krachtiger dan voordien schudde ze haar hand. Het moest eruit! Pijn kon hier niet tegen. De warmte zou hem verschroeien. Tranen vulden haar ogen toen ze hem achteruit voelde deinzen. Hij vergrootte de afstand tussen hen. Haar ademhaling werd oppervlakkiger. De warmte drong dieper in haar door. Het kleurde haar hand van roze naar rood. Dit hoorde niet te gebeuren. Zij wilde geen warmte. Zij verdiende geen warmte. Niet nu. Niet morgen. Nooit meer. De tranen liepen over haar wangen terwijl ze machteloos toekeek hoe de genadeloze warmte zich een weg baande doorheen haar arm. Opnieuw zette Pijn enkele stappen achteruit. Zij smeekte hem te blijven. Hij mocht haar niet verlaten. Heel even zag Zij een aarzeling in zijn ogen, maar de warmte gleed door haar schouder en zakte af naar haar borstkas. Pijn kromp ineen op hetzelfde ogenblik als Zij door haar knieën zakte.

Wordt vervolgd…ooit eens

Loading full article...