
Op de eerste hulpafdeling van het ziekenhuis buigen artsen en verplegend personeel, over me heen. Ik glimlach dwars door mijn pijn heen en zeg zo luchtig mogelijk dat het wel meevalt en dat ik volgens mij niet opgenomen hoef te worden.
'Doe er een enkelbandage omheen en ik ben tevreden, dan kan ik weer naar huis.'
'Dat gaat hem vrees ik niet helemaal worden, mevrouw, we zitten onder ons quotum, we zullen de foto's moeten manipuleren zodat er een breuk zichtbaar wordt.'
Hoor ik dat nu goed? Wordt er in ons ziekenhuis een vuil spelletje gespeeld over de rug van de patiënten? Op het moment dat ik hevig wil protesteren, krijg ik een injectie. Vijf seconden later voelt het alsof ik gisteravond teveel afzakkertjes heb gehad. Voor mijn ogen dansen een driehoekige appeltaart en een vierkant uienbrood, een melkopschuimer marcheert er tussendoor. Ik knipper met mijn ogen, het helpt, ze lossen in het niets op. Maar nu verschijnen er een lepelaar en een wc-eend, ze gaan in heftig gevecht met elkaar.
Snel mijn ogen sluiten, met stijf dichtgeknepen kijkers, zak ik weg in een comateuze toestand.
Wanneer ik weer bijkom ligt er een bloemetjesgordijn over me heen, de witte lakens waren zeker op of lig ik niet meer in het ziekenhuis? Mijn poot voelt zwaar, ik schuif het velours opzij en zie een megagipsbeen. Het is zover, er is geen weg meer terug, er is niets aan te veranderen, ik ben slachtoffer geworden van het pleisterquotum.
Afbeelding van Steve Buissinne via Pixabay
'Doe er een enkelbandage omheen en ik ben tevreden, dan kan ik weer naar huis.'
'Dat gaat hem vrees ik niet helemaal worden, mevrouw, we zitten onder ons quotum, we zullen de foto's moeten manipuleren zodat er een breuk zichtbaar wordt.'
Hoor ik dat nu goed? Wordt er in ons ziekenhuis een vuil spelletje gespeeld over de rug van de patiënten? Op het moment dat ik hevig wil protesteren, krijg ik een injectie. Vijf seconden later voelt het alsof ik gisteravond teveel afzakkertjes heb gehad. Voor mijn ogen dansen een driehoekige appeltaart en een vierkant uienbrood, een melkopschuimer marcheert er tussendoor. Ik knipper met mijn ogen, het helpt, ze lossen in het niets op. Maar nu verschijnen er een lepelaar en een wc-eend, ze gaan in heftig gevecht met elkaar.
Snel mijn ogen sluiten, met stijf dichtgeknepen kijkers, zak ik weg in een comateuze toestand.
Wanneer ik weer bijkom ligt er een bloemetjesgordijn over me heen, de witte lakens waren zeker op of lig ik niet meer in het ziekenhuis? Mijn poot voelt zwaar, ik schuif het velours opzij en zie een megagipsbeen. Het is zover, er is geen weg meer terug, er is niets aan te veranderen, ik ben slachtoffer geworden van het pleisterquotum.
Afbeelding van Steve Buissinne via Pixabay