In 1964 ging ik als 14 jarige bij de Kabelfabriek NKF werken, kreeg ik mijn loon elke week in een loonzakje. Op vrijdag (de vijfdaagse werkweek was in 1961 ingevoerd) ging je onder schafttijd in een lange rij langs de tafel waarop een koffer met de loonzakjes stond.

Bij thuiskomst gaf ik mijn loon af aan mijn moeder Zij verdeelde het geld in de diverse vakjes van een geldkistje: zoveel voor de huur, zoveel voor gas en licht,en zakgeld voor mij. Ik verdiende 40 gulden per week en kreeg 10 gulden zakgeld.

In dat geldzakje zat ook een loonstrookje. Het was letterlijk een papieren strook, waarop in verschillende vakjes vermeld stond welke bedragen aan belastingen en premies van het loon zijn ingehouden. Met het toenemende gebruik van bank- en girorekeningen in de loop van de jaren raakte de wijze van uitbetaling geleidelijk in onbruik. Ik moest een rekening openen bij de Postbank waar het loon werd gestort. Een aantal collega's hadden daar grote moeite mee omdat voordat het loonzakje aan moeder de vrouw werd gegeven er een greep in werd gedaan. Helaas met de afschrijving die in de bus viel kon moeders precies weten wat man lief werkelijk verdiende.

Je kunt het je nu niet meer voorstellen. Het geld ging van de bank naar de fabriek en van de fabriek naar het café. Tegenover de uitgang van de fabriek stond vaak ook een café, waarvan de fabrikant eigenaar was. Vaak werden de lonen uitbetaald in deze kroegen, zodat een deel van het geld meteen werd opgemaakt aan bier of jenever, dat dan weer in de zakken van de fabrikanten terecht kwam.

Loading full article...