Meeveren
Spiegelglad. Zo muisstil was het nog nooit in mijn leven. Alleen het glijdende geluid van water langs mijn board en de peddel die insteekt, een kleine kolk maakt en weer uit het water komt. Het voelt haast als huisvredebreuk hier te zijn.
Het schip zie ik als ik achterom kijk. Ik kan het net tussen mijn duim en wijsvinger beetpakken. Roerloos als een klein standbeeldje. Midden op het meer. Aan een dunne ankerlijn, zo stil als een huis.
Voor mij de verte met de zon die zakt. Een horizon als een potloodlijn. Daarboven gestapelde kleuren en geverfde strepen van wolken. Een sprookje.
Ik ben Klein Duimpje. Ik volg niet gestrooide kiezelstenen om mijn weg te vinden, maar witte veren. Ze drijven op het water. Ze krullen een beetje op. Ze zijn wonderlijk droog. Wegblazen lukt niet. De veer spierwit, het water lijkt zwart. Sneeuwvlokken op zee.
Steeds duikt er eentje op. De eerste veer wil ik pakken, hebben, verzamelen. Maar als ik buk, bedenk ik me. Het drijft zo mooi. Ik laat ze.