Moerbei, wit en zwart
De zwarte moerbei (Morus nigra) wordt reeds sinds duizenden jaren in kuituur gebracht. Vanuit zijn natuurlijk oorsprongsgebied Iran werd hij, samen met zijn soortgenoot de witte moerbei (Morus alba) over de vier windstreken verspreid. Zo bereikte hij tijdens de middeleeuwen onze streken.
Het in kultuur brengen gebeurde voornamelijk voor de bloeiende zijderupsteelt. Zijderupsen voeden zich met de bladeren van moerbeien. Hoewel ze bovenal het blad van de witte moerbei verkiezen, weten ze ook het zwarte moerbeiblad te waarderen. Vooral in Frankrijk werden dan ook nogal wat zwarte moerbeien aangeplant ten behoeve van de zijdekultuur.
Ondanks zijn vrij langzame groei is de moerbei een gemakkelijk te telen boom. De stammen zien ermeestal gedrongen uit. Ze hebben een donkeroranje tot roodachtig bruine schors die fijn gegroefd en met knobbels bezet is. De kroon is laag en breed en bestaat uit een aantal kronkelige takken die ontspruiten uit een lage stam. Oude bomen durven wel eens overhangen. In extreme gevallen gaat de stam zich neerleggen. Een voorbeeld daarvan is te zien in de toontuinen te Hoegaarden. Dodoens adviseerde al 'om deze bomen voort te telen door zijn wortelspruiten of van afleggers, hoewel ze ook van zaad aangewonnen worden maar hebben dan meer jaren nodig om vruchten voort te brengen'.
Bij alle vertegenwoordigers van de Moraceae, dus ook bij de moerbei, bevat de stam een wit melksap waar latex uit getrokken wordt. Het blad is 8 à 14 cm lang en bezit een forse steel. Het heeft de vorm van een hart met een duidelijk gepunte top. Het bladoppervlak is behaard terwijl de rand grof gezaagd is. De moerbei levert ei- of bolvormige, op frambozen lijkende steenvruchten die in groepjes verenigd staan. Ze zijn groen in de zomer, verkleuren later oranjerood om tenslotte, vlak vóór het afvallen, donkerrood-zwart te worden. Op dat moment zijn de zoete, eetbare vruchten op hun best. Morsen met moerbessen kunnen onuitwisbare vlekken veroorzaken.
Oude recepturen
Lood, oude massa-eenheid ("gewicht"), is een, thans niet meer gebruikte, maat voor de massa verondersteld 1/32 van een traditioneel pond te hebben gewogen. Het lood werd afgeschaft bij de invoering van het decimale stelsel. Het begrip komt nu alleen nog voor in het oud Nederlandse spreekwoord: Vrienden in de nood, honderd in een lood.
Een lood was ongeveer 15 gram maar na de invoering van het Nederlands metriek stelsel in 1816 werd de aanduiding 'Nederlands lood' gebruikt voor 10 gram, tot de afschaffing van dit stelsel in 1870.