Op aanwijzing van Igor loop ik een stuk de woestijn in. De uren verstrijken en de zon zakt langzaam onder.
Ik begin mijn geduld te verliezen. ‘Zijn we er al?’
‘Hier links, daar rechts en nu stilstaan.’
Ik kijk om me heen en zie niks dan zand. ‘Je houdt me toch niet voor de gek?’
‘Spring eens een paar keer op en neer,’ zegt de ijstrol.
Om hem een plezier te doen stamp ik een paar keer op de grond. Even gebeurt er niks, maar dan hoor ik een licht geraas en een paar seconden later valt de aarde onder mijn voeten weg. 
Met een plof kom ik neer op mijn zitvlak. Kreunend kom ik overeind. Het is pikkedonker om me heen. Gelukkig heb ik een zaklamp meegenomen.
We lijken in een soort van onderaardse gang terecht te zijn gekomen.

 


Loading full article...