Een sneeuwstorm
Halverwege de nacht schrik ik wakker van een koude hand in mijn nek. Ik knip mijn nachtlampje aan en zie Igor naast mij zitten.
‘Wat is er aan de hand?’ vraag ik.
‘We moeten weg,’ zegt de ijstrol.
‘Weg? Waarom?’
‘Geen tijd om dat nu uit te leggen. Pak je jas en je schoenen. Nu meteen!’
De ernst klinkt duidelijk door in zijn stem dus geef ik direct gehoor aan het bevel. Twee minuten later lopen we de voordeur uit. Meteen worden we overvallen door een enorme sneeuwstorm.
‘Wat gebeurt er allemaal?’ roep ik in paniek uit.
‘Daar was ik al bang voor,’ zegt igor. ‘Ze komen me achterna!’
‘Wie?’
‘De andere ijstrollen. Ze willen me het zwijgen opleggen, koud maken.’
Ik huiver bij die woorden. ‘En wat nu?’
‘Ze komen uit het oosten dus we moeten naar het westen.’