Het is laat in de avond. Het maanlicht schijnt door de hoge ruiten naar binnen. De twee spijbelaars zitten nog altijd vast. Ze hebben het opgegeven om zichzelf te bevrijden. Tegen toverkracht kun je niet op.
‘Dat ding is toch van glas,’ merkt Nikki op.
Hannah kijkt haar vriendin aan. Het is even stil, maar dan speelt er een glimlach rond haar mond.
‘Je bedoelt dat we het glas kunnen breken.’
Nikki knikt heftig.
‘Dat we daar niet eerder opgekomen zijn.’ Hannah buigt zich voorover en grijpt haar tas. Ze keert hem ondersteboven en laat de hele inhoud op haar tafel vallen.
Boeken, pennen, schriften, een agenda, twee boterhammen met kaas en een appel rollen eruit.
‘Wat heb jij?’
Nikki rommelt in haar schooltas. ‘Haarborstel, sleutels en snoepjes.’
Hannah rolt met haar ogen. ‘Met een snoepje breken we dat glas wel.’
‘Of jouw rotte appel!’
Ze kijken elkaar lachend aan. ‘We kunnen het in ieder geval proberen.’
Alles wat ze maar te pakken kunnen krijgen wordt naar de zandloper gegooid. Als laatste smijt Hannah haar spellingsboek weg. ‘Ik heb er nooit wat aan gehad, maar dit geeft wel een heel erg goed gevoel.’
‘Dat was leuk! Wat doen we nu?’
‘Ik weet het niet,’ zucht Hannah moedeloos.
Op dat moment slaat de klok twaalf keer. Nikki en Hannah kijken van de zandloper naar de klok.
Het tikken klinkt wel heel erg hard. Nu horen ze ook de zandkorrels die een voor een naar beneden suizen. In de verte klinkt het geluid van een uil door.
Zenuwachtig schuren ze met hun zitvlakken over hun stoel. Opeens wordt Hannah’s aandacht getrokken door de deur.
‘Stond die deur net ook al op een kier?’ hoort ze zichzelf beverig vragen.
‘Ja toch?’ zegt Nikki niet al te zeker.
Op de gang is het donker. Hun ogen worden getrokken door de smalle kier. Als gehypnotiseerd staren ze naar de deur. Ze verwachten dat die elk moment openslaat en er een eng monster binnenkomt. Een draak die vuurballen schiet of een griezelige tovenaar die kleine meisjes ontvoerd.
‘Er is daar iemand,’ mompelt Nikki. ‘Ik voel het gewoon.’
‘Ik weet wat je bedoelt,’ zegt Hannah terug. ‘Ik voel het ook.’
Ze luisteren goed of ze voetstappen horen, maar het blijft stil.
Hannah schraapt haar keel. ‘Hallo!’ roept ze iets te hard. Ze schrikt van haar eigen stem.
‘Hallo,’ klinkt er vanachter de deur. Hannah heeft geluk dat ze vastgeplakt zit anders was ze vast en zeker van haar stoel gevallen.
‘Misschien is het wel een spook,’ fluistert ze tegen Nikki.
‘Wie is daar?’ roept ze opnieuw.
‘Wie is daar?’ klinkt er terug.
‘Raar spook. Het klinkt meer als een papegaai,’ zegt Nikki.
‘Ben jij een spook?’ roept Hannah weer.
‘Ben jij een spook?’ hoort ze terug.
Nu wordt Hannah boos. ‘Dit is niet leuk meer!’ schreeuwt ze. ‘Ik wil nu zien wie er op de gang staat anders eh, kom ik je halen.’
‘Dat kan niet,’ zegt de stem.
‘Waarom niet?’
‘Jullie zitten vastgeplakt.’
‘Hoe weet hij dat?’ roepen Hannah en Nikki in koor.
Een giebelende lach echoot door de gang. ‘Hahaha, hihihi, hohoho.’
Dan zweeft hij ineens naar binnen, dwars door de deur. Hij is bijna doorzichtig, heeft grote ogen en een nog grotere grijns die loopt van oor tot oor. En als hij lacht dan verandert zijn gezicht van kleur. Van geel tot rood en van blauwpaars tot lichtgroen.

‘Dus toch een spook,’ zegt Hannah. ‘Wie ben jij?’
‘Ik ben Sar, de plaaggeest.’ En hij maakt een diepe buiging gevolgd door een schaterende lach.
Hannah wiebelt wat op haar stoel. ‘Wat doe je hier? Zie je niet dat we het al moeilijk genoeg hebben?’
‘Ja, haha, geweldig hè!’ schatert de plaaggeest. ‘Wat een goede mop.’
‘Dat is helemaal niet leuk!’ brult Hannah. In haar woede pakt ze een pen die nog op haar tafel ligt en gooit hem naar Sar. De pen vliegt dwars door de geest waardoor hij nog harder moet lachen.
‘Hoehahaha, rare heks, je kan mij lekker niet raken.’ Hij steekt uitdagend zijn tong uit naar de twee vastzitters.
‘Zo is het wel genoeg pestkop,’ zegt Nikki. ‘Als je ons niet wilt helpen, ga je maar weg.’
‘Waarom zou ik? Hoe meer lol, hoe beter.’
‘Je durft wel tegen kinderen, maar tegen Heer Hooghart plas je vast en zeker in je broek.’
‘Ik kan die gemene ouwe pijpenroker best aan,’ antwoordt de plaaggeest.
Hannah krijgt een idee. ‘Als je hem echt goed wilt plagen, dan moet je ons bevrijden.’
‘Waarom zou ik?’
‘Omdat hij superboos zou worden. Dan zou hij stampen en tieren en razen en wordt hij zo rood als een biet. Die boef wil ons hier de hele nacht vasthouden. Zou het geen geweldige verrassing zijn als hij ontdekt dat wij hem te slim af zijn?’
‘Hm, ja dat zou wel een goede grap kunnen zijn,’ mompelt Sar. ‘Vooruit,’ zegt hij na enig nadenken, ‘jullie zijn vrij.’
Hannah en Nikki springen juichend overeind. ‘Hoera! Bedankt plaaggeest, je bent geweldig!’ roepen ze dolblij uit.
‘Dit is de eerste keer dat iemand mij ergens voor bedankt,’ zegt Sar verward. ‘Meestal wordt mijn aanwezigheid niet op prijs gesteld. Ik weet niet of ik nu moet lachen of huilen.’
‘Wat doe je het liefst?’
‘Lachen, natuurlijk!’
‘Wat doe je dan moeilijk,’ lacht Hannah. Vrolijk huppelt ze de klas uit, gevolgd door Nikki. Bij de deur blijft ze even staan. ‘Je hebt er nu twee vrienden bij,’ knipoogt ze naar hem.
De plaaggeest zwaait ze breed glimlachend uit.


Loading full article...