Twee zwaargebouwde lijfwachten staan opeens recht voor mijn neus.
‘Wat doe je hier?’ roepen ze.
‘Ik moest de gang uitgraven,’ bedenk ik als excuus.
‘Onzin!’ zeggen ze. ‘Het is ten strengste verboden de piramide te betreden als de farao aanwezig is.’
‘Dat wist ik niet.’
‘Smoesjes.’
‘Laat me los,’ schreeuw ik, maar ze slepen me onverbiddelijk mee.

Vanuit een hoekje in de gang kijkt de ijstrol met grote ogen toe. Hij kon op tijd wegglippen toen de mannen opeens opdoken. Hij wacht een paar minuten af en sluipt dan zachtjes verder de gang in.

Ondertussen ben ik met de lijfwachten in de koningskamer aangekomen. Daar word ik hardhandig op de grond geworpen.
‘Een indringer, o, grote farao!’ roepen ze.
Bibberend kijk ik in het rond. Ik ben omsingeld en kan geen kant meer op. Wat gaan ze met me doen?

 

Loading full article...