Kop op!
Kabouter Karel van de bloemstukbrigade is net op patrouille als zijn nichtje Kaya hem te hulp roept. Er is weer een bloem stuk!
‘Waar?’ roept hij.
‘Schiet nou toch op!’ zegt Kaya. Ze pakt haar oom bij zijn mouw en sleurt hem het halve bos door. Bij een bosje sneeuwklokjes houden ze halt.
‘Ik zie niks,’ zegt Karel. ‘Wie is er gewond?’
‘Daar,’ wijst Kaya tussen alle knikkende bloemen door.
Met gefronste wenkbrauwen kijkt kabouter Karel in het rond. En ineens ziet hij het: één bloem staat recht overeind. Dat heeft hij nog nooit gezien. ‘Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’ vraagt hij het sneeuwklokje.
‘De zon scheen zo mooi. Ik wilde alleen even kijken,’ snikt het treurige klokje. ‘Ik werd verleid door het betoverende licht en een paar uur later kon ik mijn kopje opeens niet meer buigen.’
‘Ik zie het al,’ zegt Karel. ‘Een stijve nek, eh ik bedoel stengel. We gaan dat meteen even fiksen.’
‘Gaat het echt goedkomen?’ vraagt Kaya.
‘Daar ben ik van overtuigd,’ zegt Karel. ‘Toevallig ben ik een expert in klokjesmassage.’
Hij gaat direct deskundig aan het werk. Zijn vingers kneden met veel precisie. Van stengel tot bloem en weer terug. Karel slaat geen plekje over.
Kaya kijkt bewonderend toe.
‘Ah! Daar is de knik!’ roept Karel uit.
En met een knik knakt het klokje klankvol terug.
‘Jippie!’ gilt het sneeuwklokje verrukt. ‘Ik ben weer bij de tijd!’ Vol trots maakt ze een diepe buiging voor de twee kabouters.
