Nederland 1850-1920. We kunnen ons dit nu moeilijk voorstellen
De Hollandse stad was in de negentiende eeuw een helse onderwereld van gangen en stegen met krotten. In de 19de eeuw was Nederland een van de ongezondste en achterlijkste landen van Europa. De steden en de mensen. De kindersterfte was er hoog. In de jaren 1874-1884 werden 78 van de 1.000 kinderen doodgeboren, haalden 307 hun eerste levensjaar niet en stierven nog eens 137 voor hun vijfde verjaardag. De gemiddelde levensduur van de Nederlandse mannen lag toen ver onder het West- en Midden-Europese gemiddelde. In Limburg hadden mannen weliswaar een respectabele levensverwachting van 40 jaar, maar in Noord- en Zuid-Holland leefden ze gemiddeld slechts respectievelijk 27 en 25 jaar. Dit grote verschil is het gevolg van de uiteenlopende levensomstandigheden in de verschillende gebieden. In de steden in West-Nederland leefden veel meer mensen dicht opeengepakt in schimmelende krotten aan stinkende grachten waar ze hun drinkwater uit haalden dan in het zuiden en noorden van het land.
De Thoolenstraat in de toenmalige krottenwijk achter de Goudsesingel in 1929,vanuit zuidelijke richting gezien. Foto: Stadsarchief Rotterdam
De deerniswekkende omstandigheden werden genoemd waaronder ongeveer de helft van de viereneenhalf miljoen Nederlanders in de 19de eeuw hun arme, smerige, brute en korte levens moesten slijten, is de rode draad in De steden, de mensen. De grote vraag is: waarom deden de achtereenvolgende, door liberale politici gedomineerde regeringen niets aan de sociale kwestie totdat het parlement in 1901 de beroemde Woningwet aannam?
Het gebruikelijke antwoord dat de liberale landsbestuurders onder aanvoering van Johan Rudolph Thorbecke aanhangers waren van het liberaal-economische beginsel ‘laissez faire, aissez aller’, (Letterlijk: op zijn beloop laten, maar laten gaan, de vrije hand laten. Een economische theorie die stelt dat de overheid zo min mogelijk dient te regelen en de economische gang van zaken moet overlaten aan de (vrije) markt.) een stoplap die het denken over de 19de-eeuwse overheid stop zet’.
De Woningwet, die gemeenten onder meer verplichtte tot het met Rijkssteun bouwen van goede woningen, leidde in de 20ste eeuw tot indrukwekkende resultaten, niet alleen in de woningbouw maar ook in de ruimtelijke ordening, ‘Een sterke overheid’.