Nederlanders op reis nemen kaas en drop mee, ze zijn luid, ze zoeken elkaar op. 'De Nederlander bestaat misschien niet, maar de Nederlander-met-vakantie misschien wel. En als we terug zijn van vakantie maken we allemaal dezelfde grap: dat we eigenlijk wel weer toe zijn aan vakantie. “De Nederlander” bestaat niet, zei toenmalig prinses Máxima in 2007. Een uitspraak waar je het moeilijk mee oneens kon zijn en die toch tot hevige kritiek leidde, vermoedelijk vooral omdat ze werd gedaan door iemand die niet in Nederland geboren is. De Nederlander bepaalt immers zelf wel of hij wel of niet bestaat.

De vakantie is voor ons, Nederlanders, van levensbelang. Uit cijfers van het Centraal Bureau
voor de Statistiek blijkt dat 80 procent van de Nederlanders boven de 15 jaar vorig jaar 2,5 keer
met vakantie ging, dat zijn 37,6 miljoen vakanties. Nog enkele feiten: we gaan liever naar het buitenland dan dat we binnen Nederland vakantiën, en vooral de zomervakantie is populair. Dan reizen we het liefst met de auto, omdat vliegen met het hele gezin duur is. Frankrijk en Duitsland zijn de populairste bestemmingen, maar elk jaar is er ook wel een dark horse te vinden, zoals Albanië zich opwerkte tot een favoriet nadat daar in 2022 Wie is de mol? was opgenomen.

Spiegel der stompzinnigheid
Nederlanders hebben de weerapp ook nodig om voor zichzelf te bevestigen dat ze echt weg zijn. Het idee van totale vrijheid – dat we kunnen stoppen met ons werk en we ons permanent in Italië zouden kunnen vestigen – is ons te groot. We zien niet in dat we, juist door ons verblijf op vakantie te vergelijken met het leven in Nederland, virtueel nog thuis zijn.
Op vakantie flirten we met het levensgevoel van de meester: tevreden zitten we in de zon, we bestellen drank en eten en voeren zo weinig mogelijk uit. Maar we durven ons niet helemaal aan dat levensgevoel over te geven. We weten dat we binnenkort weer knecht zullen zijn. Dus blijven we om ons heen kijken, om er zeker van te zijn dat we ten minste altijd iets minder knecht
zullen zijn dan de buurman. We genieten van de vakantie dankzij de buurman in de regen. Het is dusvan het grootste belang dat hij in de regen zit. Natuurlijk kennen ook andere nationaliteiten het
gevoel geknecht te worden door het dagelijks leven, maar in mijn ervaring zijn het vooral Nederlanders die dat omzetten in een onderlinge competitie. n het buitenland willen we liever niet direct als Nederlander herkend worden. Een ongeplande ontmoeting met andere Nederlanders is een onwelkome confrontatie met het Nederlanderschap, die in de vorm van een willekeurige gespreksflard die je opvangt om de een of andere reden extra lullig aandoet. Er zijn prachtige Reddit-threads die zulke flarden boekstaven. Enkele voorbeelden: “Toen mijn man en ik een aantal jaar geleden op huwelijksreis gingen naar IJsland, was het eerste Nederlands dat we hoorden: Zes eieren voor 4 euro?!’” Of: “Op een klein pleintje in Xi’an in China: ‘Lekker, man, die gefrituurde bami!’” De confrontatie is pijnlijk, omdat ze de vrees in je aanwakkert dat ook jij zulke stompzinnige dingen zegt, dat jij even Nederlands bent. De Nederlander die je in het buitenland tegenkomt, is een spiegel. Worden we wel herkend als Nederlander, dan voelt dat vaak als een deceptie,
een falen, een nederlaag. Het tijdschrift Quest publiceerde een lijst met tips om te voorkomen dat anderen van je zouden kunnen aflezen dat je een Nederlander-met-vakantie bent.
Tip 1: “Ga niet om 18 uur al bij het restaurant zitten.”
2: “Stap niet in de grote tourbus.”
3: “Zet je gierige bui opzij en geef een fooi.”
4: “Eet geen zelfgemaakte boterham tijdens je dagtrip.”
Wat hebben deze vier
tips met elkaar gemeen? Ze draaien allemaal om gedragingen die te maken hebben met comfort. We gaan met vakantie om ‘te ontsnappen’ aan ons dagelijks leven en alle voorspelbaarheid die daarbij hoort, maar kunnen of willen in den vreemde nietgeheel breken met de baten van dievoorspelbaarheid, de prettige gewoontes, het gevoel van orde.


Bton:NRC #vakantie

Loading full article...