Een week van ons leven: De Dinsdag.

Dinsdag:

Oh, wat was dat een heerlijke pizza, gisterenavond.
Niet alleen omdat het mijn favoriete smaak was, maar dat kwam vooral door de bezorger. Een verassing waarvan ik niet had gedacht dat die ooit nog zou plaats vinden.
Ik was dan ook stom verbaast om hem te zien. Blij verrast. Mijn hart maakte een sprongetje. Ik wilde natuurlijk weten hoe hij me had gevonden. En hoe hij überhaupt wist dat ik trek had in een pizza.
Toen vertelde hij me dat de eigenaar van de pizzeria een oude schoolvriend van hem was. Die hij al jaren niet had gesproken. Juist die avond besloot hij om hem met een bezoekje te komen vereren. Ze waren diep in gesprek, toen hij mijn naam hoorde vallen. Hij vroeg aan zijn vriend of hij hem mocht brengen. Als een verassing! Nou dat was het zeker. Zijn ogen glinsterden als sterretjes en hij glimlachte zijn parelwitte tanden bloot.
Ik had tot het moment dat hij de galerij op kwam lopen dan ook niets in de gaten. Hij had een petje van de pizzeria op, zodat ik hem niet zou herkennen. Mocht ik toevallig door het raam kijken. Niet dat ik dat nou veel doe.
Toen hij aanbelde verdraaide hij zijn stem. Van nature heeft hij een zachte zwoele stem. Toen was het meer krakerig en slecht te verstaan.
Toen hij de galerij op kwam lopen, deed hij het petje af. Ik herkende hem meteen. Hij was dan nu wel kaal, in plaats van een kroeskop. Maar nog net zo knap als vroeger.
Ik voelde hoe mijn hart sneller begon te kloppen. “ Ik zie er niet uit!” riep ik. “zo kan ik je niet ontvangen.”
“ Meisje, meisje, je bent nog net zo mooi als vroeger.”
En toen voelde ik hoe ik smolt, ik kon het niet meer stoppen. Zelfs als ik dat gewild zou hebben.
Samen hebben we die avond de pizza opgegeten. Met een verrukkelijk glas wijn. En toen nog een. En nog een, en toen?
Niets, want ik was immers getrouwd.
“ Jammer”. Zei hij toen hij wilde vertrekken.
Ik kon het zien aan zijn ogen.
Ik besloot open kaart te spelen.
“ Wij hebben een huwelijk van niets, hoeveel tijd en energie ik er ook ingestoken heb. Hij wil geen seks met mij. Hij vind mij een lelijk varken.”
Verder is hij weinig thuis”. En hij slaapt meestal op de slaapbank van zijn kantoortje. Alleen de nacht voordat hij vertrekt slaapt hij bij mij.
Terwijl ik dat allemaal vertelde zag ik dat er weer hoop kwam in zijn mooie bruine ogen.
Hij liet mij met een vraag achter: “ Waarom ben je dan nog bij hem?”
Toen vertrok hij, naar zijn zus. Die hier dicht in de buurt woont.
Vanavond komt hij weer. Ik kan haast niet wachten.
Maar wat zal ik voor hem koken? Veel exotische gerechten ken ik niet. Mijn man wil op dinsdag altijd bloemkool met een gehaktbal en te lang gekookte aardappelen. Zoals zijn moeder vroeger maakte.
Dan bedenk ik me opeens iets, Ik ga pasta voor hem maken, de pasta die hij altijd zo lekker vond. Met mozzarella,tomaatjes en champignons.
Ik schrijf alles op een boodschappenlijstje. Pak mijn tas. En loop naar de fietsenstalling. Onderweg neurie ik een deuntje. Ik word gestoord in mijn mijmeringen als ik de dokter van opa Bombardon op de buiten deur hoor bonzen. “ Laat me er in!” roept hij. Snel open ik de deur. Hij zegt geen woord, maar rent naar de lift. Dat belooft niet veel goeds. Bedenk ik me als ik met de fiets wegrijd.

In de supermarkt kom ik hem weer tegen, de eenzame man.
“Goedemorgen”. Groet ik vriendelijk.
Hij groet vriendelijk terug.
Hij wil doorlopen maar bedenkt zich en doet een paar passen terug.
“ U ziet er vandaag, voor het eerst, gelukkig uit.” Zegt hij met een glimlach. Die verraad dat hij de laatste jaren niet naar de tandarts is geweest.
“ Ik eh, heb gezellig bezoek gehad. Een oude vriend.” Ik vertel kort hoe hij er achter kwam waar ik woonde. Dan loop ik snel door. “ Oh mijn god, je kan aan mij zien hoe ik me voel.” Dat was echt niet de bedoeling.
Heerlijk, bedenkt ik me, dat iedereen ook op mij let. En misschien wel over mij roddelt. Vind ik dat erg? Nee, het is ook wel eens leuk om iets spannends te beleven. Altijd gaat het over mijn man. Hoe geweldig hij wel niet is. En hoe hij meisjes helpt om model te worden enz. Mij interesseert het geen biet meer.
Snel betaal ik en fiets weer naar huis.
Het miezert een beetje, maar dat geeft niet. Want vandaag zweef ik, ik zweef zoals ik nog nooit heb gezweefd.
Wat ik extra leuk vind is dat iedereen het kan zien. Ik zwaai naar een meisje. Iets wat ik nog nooit had gedaan.
En toch, ik vraag het me af wat zij er van zou vinden, als ze me zo zou zien. Ze zou beslist mijn man bellen, en hem op de hoogte houden. Maar dat kan niet meer. Want zij is dood.
Ik zwaai naar iets, in het niets. Nu kan ik eindelijk eens echt mijn hart volgen, al is het maar voor een weekje. Helemaal lekker zweven zonder dat zij er iets tegen kan doen.


Ik blijf mijmeren. Mijmeren en zweven. Helemaal terug naar de flat. Terwijl ik de bocht om ga bots ik bijna tegen een ambulance op. Ik stap af en besluit te kijken. Ik zie hoe ze opa Bombardon in de ambulance leggen. Ik schrik hopelijk is het niets ergs.
Wel zie ik hoe iedereen die thuis is, of uit het raam kijkt of naar buiten komt om te staan. Van alle mensen in de flat, gun je opa bombardon het minst dat hem iets overkomt. Hij is altijd actief geweest, en wandelde elke dan een uurtje.
Mijn buurvrouw fluistert: “ Een hartinfarct”.
“ Dat kan problematisch zijn op zijn leeftijd, maar het kan ook dat hij na een operatie weer snel op de been is.” Leg ik uit.
“Hoe weet jij dat nou weer’ Ze kijkt me verbaast aan. Het klonk als of ze niet geloofde dat ik zo iets zou kunnen weten.
Ik lach naar haar. Ik werk al jaren als verpleegkundige in het ziekenhuis. Dat ik oproepkracht ben laat ik maar achterwege. Niet dat het komt omdat ik mezelf dan minder kundig vind. Maar ik ken mijn buurvrouw, zij was ooit een vriendin van mijn moeder. En die denkt wel zo.
Ze knikt begrijpend.
De ambulance rijd met gierende sirene de straat uit. Oma Bombardon verward achterlatend. Gelukkig is haar zoon bij haar. Hij brengt haar naar het ziekenhuis.
“Waar moeten we heen?” Hoor ik haar vragen. Haar zoon haalt zijn schouders op. Hij weet het ook niet.
Dan gebeurt er iets merkwaardigs in mij. Mijn verpleegsters kant word wakker uit haar vakantie. Ik loop op ze toe.
“Zal ik even bellen naar het ziekenhuis?” Vraag ik. “Ik werk er namelijk.” Leg ik uit. Met één telefoontje weet ik de juiste informatie te bemachtigen. Ik leg oma en haar zoon uit hoe ze moeten rijden en waar ze zich moten melden. Ook leg ik uit dat er eventueel ook gidsen zijn die hun haar de juiste plek kunnen brengen. Ik help oma in de auto. En ook zij rijden weg. Nu maar hopen en bidden dat opa Bombardon op zijn 90ste nog sterk genoeg is om dit te overleven.
Ik ga naar huis mijn boodschappen opruimen.
Daarna neem ik uitgebreid een warm bad met heerlijk veel badschuim. Het ruikt naar rozen en lavendel.
Langzaam droom ik weg. Ver weg in mijn diepste gedachten.
Ik droomde over de heerlijke vakanties die wij stiekem maakten. En de fantastische strandwandelingen die wij maakten. Naakt zwemmen en lopen. Diep in elkaar gestrengeld. Wat hielden wij van elkaar. Maar alles in het diepste geheim. Want mijn moeder mocht niets weten. Als zij er achter kwam dan ik met een donkere jongen verkering had! nou dan was het huis te klein. Zij vond donkere mensen minderwaardig. Genoeg om blanke mensen te dienen. Volgens haar had God ze gemaakt om blanke te dienen. Hoewel hij eigenlijk een half bloed was. Dat was nog erger volgens haar.
Als ze een donkere had gezien, of het nou een arts was of een agent een stroom van racistische vuiligheid stroomde haar mond uit. En dat met de bijbel in de hand. Ik kookte van woede als ze zo was. maar ik was bang van haar. Dus ik liet het wel uit mijn hooft om haar tegen te spreken. Mijn vader niet. Hij zei op een dag: “ Ik hou niet meer van je, ik schaam me, dat ik ooit met je ben getrouwd. Zo duivels”. Hij vertrok en liet mij bij een nog verbitterde moeder achter. Hij was zes en zestig jaar. Al dagen niet lekker. Maar wond zich erg op. Hij zou mijn vriend wel leuk gevonden hebben. “Iedere jongen die jou als een prinses behandeld mag blijven” Riep hij. En de kleur maakt niets uit. Dat wist ik.
Hij vertrok naar zijn zuster. En overleed daar aan een hartinfarct. Maar daar wist ik niets van.
Mijn moeder zei altijd dat ik niet gewenst was bij hem. Pas na mijn trouwen kwam ik achter de waarheid.
Nooit heb ik mijn moeder meer gesproken.
En nu, nu komt die herinnering weer terug. Door de ziekte van opa Bombardon. Ik had zin in vanavond maar blijf een gemengd gevoel behouden.
Ik droog me af en smeer me in met bodylotion. Scheer mijn benen. Want je weet perslot van rekening niet wat er gaat gebeuren. Ik trek mijn donkerblauwe cocktail jurk aan. Met een extra diepe decolleté. Die had ik ooit gekocht in de hoop dat mijn man me zou bespringen. Maar niets hoor. Ik begin weer te zingen. Maar dan word de feestvreugde in een klap de kop in gedrukt.
De telefoon gaat. Ik kijk op het scherm. “Shit, het is mijn man”.
“ Hallo.” Zeg ik.
“Hoe gaat het?”
“Geweldig!” Ik hoor de enthousiasme in zijn stem.
“Wanneer kom je thuis?” Niet dat ik nu zo nodig wil dat hij thuis komt. Maar als ik dat niet vraag, klopt ons gesprek niet meer. Hij houd van vastigheid.
“ Over twee weken!’Krijg ik als antwoord. Mijn hart juicht.
“Dan ben ik dus twee weken alleen. Nou dat is prima.”
“Mis je me?” Vraagt hij.
“ Als kiespijn.” Antwoord ik droog.
“Houd je me huis wel schoon?” Ik weet dat die redenering niet klopt. Het huis staat op mijn naam. Ik huurde het al voordat we trouwden.
“ Ja .” zeg ik. Ik denk eigenlijk “eikel”
“Wat zei je?” hoor ik hem zeggen. “Oh shit, hij hoorde me.”
“Niets”. Zeg ik vlug.
“ Precies, dat ben jij, niets. Een nietsnut, die een beetje verpleegstertje speelt, in dat ziekenhuisje. Ik schrik elke keer weer van je gezicht.”Ik zucht. Iedere keer is weer het zelfde liedje. En ik weet, die gaat nog wel even duren. Ik besluit het gesprek af te kappen!”
“Dus je komt over twee weken. Dan zorg ik dat alles aan kant is.”
“Nee ik kom pas over drie weken!” Dat zei ik toch?”
Ik neem afscheid. En hang snel de telefoon op. Zo gaat het nu altijd. Meestal barst ik in huilen uit. Nu ben ik alleen maar boos. Hoe heb ik me toch al die jaren naar hem kunnen schikken. Pas nu besef hoe erg ik mijn grote liefde heb gemist. Ik kijk uit het raam.
Ook op de speeltuin is het stil. Iedereen lijkt vandaag in een droevige bui. De telefoon moeders kijken niet in de telefoon. De eenzame man zit zachtjes te huilen. Grootouders halen herinneringen op van vrienden en bekende die ook een hartinfarct hadden.
Ook bij mij komt de gedachte van mijn vader die zonder mij is gestorven, weer naar boven.
Maar ik word gestoord in mijn gedachte. De bel gaat. Nog wat verdwaast doe ik open. Oh nee, mijn date staat voor me neus. “Ik heb mijn haar nog niet gekamd en geen sieraden om.”
Hij kijkt me lachend aan. “Meisje, meisje jij bent altijd beeldschoon.”
Ik geef hem een zoen op zijn wang. Samen gaan we gezellig koken.
We praten de hele avond. Over mijn vader, het bizarre telefoon gesprek van mijn man. En als hij laat die avond weg gaat besef ik dat mijn vader gelijk heeft. “Op geluk moet je niet wachten. Soms moet je er naar opzoek. En soms overkomt het je. Maar als je het vind, pak het dan met beide handen aan. En laat niemand er tussen komen.”

#Verhalen , #Fictief

Verhalen