Observeren
Hier gaat het vaak verkeerd, er wordt alleen maar geobserveerd. Observeren is iemand nauwlettend bekijken, volgen, en een indruk proberen te krijgen. Hierdoor kun je afwijkend gedrag, afwijkend lopen, afwijkende manieren en zelfs afwijkende spraak constateren.
Informeren
Door te observeren kun je bijvoorbeeld zien en horen of iemand dronken is. Conclusie, meneer of mevrouw heeft teveel gedronken. Maar is het ook echt zo? Heeft deze mevrouw of meneer geen hersenbloeding gehad, of heeft deze meneer of mevrouw geen suikerziekte, waardoor het lopen anders is en het spreken? Door vragen te stellen (informeren) kom je snel een eind verder. Want wanneer je in contact komt met iemand die afwijkend gedrag vertoond, dan zul je al snel ruiken dat er geen alcohol, of juist wel gebruikt is. Ook kun je vaststellen of de persoon helemaal gedesoriënteerd is of dat er lichaamsfuncties zijn uitgevallen, of er toevallig iets wijst op iets anders dan dronkenschap. Het verschil is na informatie al vaak snel duidelijk.
Concluderen
Wij mensen hebben allemaal snel de neiging om na observatie al een conclusie klaar te hebben, maar dat is vaak onterecht. Het zijn vaak erg krenkende dingen die we van elkaar denken en zeggen, terwijl wanneer er iets verder wordt doorgevraagd er meestal sprake is van iets geheel anders dan wij door observatie hebben waargenomen.
Een voorbeeld; een meneer van ruim 40 jaar oud, is thuis en werkt niet, maar gaat wel regelmatig uit en vermaakt zich verder prima. Al gauw wordt er gezegt dat deze man te lui is om te werken, eigenlijk niet wil en maar leeft van de samenleving. Niemand ziet iets aan de man, hij loopt gewoon en ziet er ook netjes uit. Wij hebben geobserveert en geconcludeert dat deze man niets mankeert, maar te lui is om te werken.
Hier gaan we allemaal de fout in. Wanneer we hadden geïnformeerd, dan hadden we geweten wat er nu werkelijk met deze man aan de hand was. Er kunnen heel veel oorzaken zijn, die wij door te observeren alleen, niet kunnen waarnemen. Het feit dat iemand er goed uitziet, zijn leven aangenaam maakt, mag nog niet tot een conclusie leiden dat we al gaan oordelen over iemand.
Een ander voorbeeld; een mevrouw van 80 jaar oud, normaal een gezellige kletstante, die het sfeertje er wel goed in kan houden, is die dag stilletjes. Haar eetlust is ook niet goed en ze hoest een beetje. De verpleegkundige heeft het die dag al een beetje aangekeken en concludeert dat mevrouw wel eens een griepje onder de leden kan hebben. Wanneer zij had geïnformeerd, dan had ze mogelijk geweten dat haar zoon die dag langs zou komen met haar kleinkinderen, maar dat die hadden afgebeld. Zij had zich er zo op verheugd! Conclusie is dus, had even tijd gemaakt om met mevrouw te praten, ze had het verteld en had de dag niet in eenzaamheid met haar verdriet door hoeven te brengen.
Zo ook met kinderen; een dochter komt thuis van school, ze is 13 jaar. Ze heeft rode ogen, dus er is iets aan de hand. Natuurlijk vraag je als ouders wat er aan de hand is, maar ze wuift het weg, last van wat hooikoorts denk ik, zegt ze. Toch houd je het in de gaten en de volgende dag zie je dat het weer zo is. Je stelt voor dat ze naar de huisarts gaat, maar daar wil ze niets van weten, het gaat wel weer over. Toch zie je het steeds vaker voorkomen, dus besluit je een middeltje tegen hooikoorts aan te schaffen. In dit geval heb je geïnformeerd en geobserveerd, maar ook geconcludeerd. Toch blijk de conclusie niet de juiste te zijn, want het middeltje helpt niet, en later kom je erachter dat je dochter heeft geblowd en daardoor rode ogen heeft gekregen.
In dit geval heb je toch je best gedaan, je vraagt wat er aan de hand is en zij heeft niet verteld waardoor het nu echt kwam, zo ben je op een verkeerd spoor gezet, maar door te blijven observeren merk je op dat het middeltje niet werkt en ga je toch verder kijken dan alleen hooikoorts en op de duur weet je waar het probleem vandaan komt.
Er zijn veel verschillende manieren van observeren. Er zijn heel veel mensen die daaruit concluderen, zoals artsen, dierenartsen, verpleging, politie, onderwijzers en specialisten. Al deze mensen zijn gespecialiseerd in het observeren van mensen. Toch gaan er hier ook vaak dingen fout, worden er conclusies getrokken die niet kloppen. Zo gaat het bij keuringsartsen nogal eens verkeerd. Wanneer je een keuringsarts bezoekt, dan observeert hij, naar aanleiding daarvan stelt hij een rapport op. Die lijst krijg je naderhand thuis gestuurd, en dan kom je zelf al tot de conclusie dat hij beter had moeten informeren, want dat rapport klopt in 9 van de 10 keer helemaal niet.
Nog een ander voorbeeld, iets wat eigenlijk dagelijks voorkomt. Een nette mevrouw van 50 jaar, gaat regelmatig met de auto de stad in. Ze kan gewoon lopen, al is het dan niet erg snel, maar ze kan het wel. Toch zet zij haar auto altijd vlak voor de deur van de supermarkt en heeft zij een invalidenparkeerkaart. Wanneer je haar zo ziet, dan zou je zeggen dat er niets aan de hand is met haar, maar wanneer je had geïnformeerd dan had je geweten dat ze met een ernstige darmziekte te maken heeft en dat ze wanneer ze naar het toilet moet daar ook zo snel mogelijk naar toe moet kunnen. Het kan voor deze mevrouw heelveel uitmaken of ze nu wel een invalidenparkeerkaart heeft of niet, want normaliter zou zij aan huis gebonden zijn en niet gewoon haar boodschappen kunnen doen.
Ook een politieagent observeert. Hij observeert een verdachte van 17 jaar, laat hem zijn verhaal doen, maar ziet dat hij zenuwachtig aan zijn jas zit te friemelen, ook reageert hij schichtig als er iemand binnenstapt. Uiteindelijk kan de agent concluderen dat de verdachte iets met de zaak te maken heeft, maar wanneer hij doorvraagt zou hij ook kunnen vaststellen dat de verdachte bang was voor zijn vader, die hem flink zou straffen, of mogelijk voor medeverdachten die wel te maken hadden met deze zaak en hem hadden bedreigd.
Op school zit een meisje van 10 jaar oud alsmaar onder de blauwe plekken, ze heeft er een hekel aan om mee te doen met gymnastiek, en de leraar heeft de blauwe plekken opgemerkt. Wanneer hij vraagt waarom ze niet wil meedoen, verteld ze dat ze moe is en geen zin heeft. De leraar vermoedt dat het kind wordt mishandeld. Nu kan hij direct groot alarm slaan, maar hij kan ook vragen (informeren) en mogelijk horen dat het kind een bloedziekte heeft, waardoor de blauwe plekken ontstaan en waardoor het kind zo vermoeid is.
Wij mensen zullen meer moeten informeren, minder concluderen, maar blijven observeren. Het observeren zet iets in gang, het betekend dat er belangstelling ontstaat naar een ander. Trek pas een conclusie nadat je hebt geïnformeerd, maar concludeer ook niet te snel, want niet iedereen verteld gewoon alles aan een ander. Je loopt per slot net met je hele hebben en houden te koop, maar wanneer er wat beter naar elkaar geluisterd wordt, dan kun je er heel anders tegenaan gaan kijken.