(On)gewoon
Tom weet dat er vaders bestaan die normale dingen doen. Hij heeft er over gelezen en over gehoord. Papa’s die naar het voetbal gaan met hun zonen, die op café een pintje bestellen en ’s nachts slapen in hun bed. Het klinkt allemaal heel vanzelfsprekend, maar voor Tom is het onbekend terrein. Hij heeft geen gewone vader. Zijn vader is anders. Maar ook de vader van Tom doet er alles aan om er voor te zorgen dat zijn zoon net zo zal worden zoals hij.
Echte vrienden heeft Tom niet. Waar zou hij ze moeten ontmoeten? Van zijn vader mag hij niet naar school. Hij mag het huis enkel verlaten wanneer het donker is.
Bovendien ziet hun huis er angstaanjagend uit. Er is geen enkele jongen die het in zijn hoofd zou halen om er een voet binnen te zetten. Als hij ’s avonds door de straten slentert, vangt hij links en rechts het gefluister op van de mensen in het dorp. Blijf weg van het spookhuis.
Met de donkere steen en de klimop die de gevel beklimt, heeft het huis er alles van weg. En de rolluiken zijn dicht. Altijd, dag en nacht.
Gelukkig is er Emma. Zij is ook anders, net als Tom. Emma heeft geen ouders meer, ze leeft op straat. Soms ziet hij haar rond middernacht op het plein. Ze drinken samen een colaatje en gaan daarna weer hun eigen weg. Ook dat mag de vader van Tom niet zien, cola drinken is niet toegestaan.
Tom kan de slaap niet vatten, hij is klaarwakker. Hij draait zich om en stoot voor de zoveelste keer zijn ellenboog tegen één van de wanden. Plots steekt zijn vader zijn hoofd om de deur. ‘Opstaan, het is al donker!’
Hij verdwijnt weer even snel als hij gekomen is. Tom schuift het deksel van zijn kist een beetje opzij. Hij heeft geen zin om samen met zijn vader te eten, meer nog: hij walgt ervan. Tom staart naar het vleermuizenbehang. Wat zou heerlijk zijn om zijn voetbalheld aan de muur te kunnen hangen. Maar zijn vader zei dat het niets is voor een echte vampier.
‘Het wordt tijd dat je aan je toekomst begint te denken, jongen. Je bent nu twaalf. Als je niet beter je best doet, word je nooit een goede vampier.’
‘Ik wil geen vampier worden!’ moppert Tom. Bloed is niet lekker en hij voelt er niets voor om constant alles te gaan tellen. Tom weet ondertussen dat er zeven treden zijn naar boven, vijfentwintig tegels in de badkamer hangen en er precies honderd kaarsen in de kast liggen. Dat boeit hem niet. En het kost hem de grootste moeite om het glas bloed naar binnen te gieten. Tom moet net niet overgeven. Bah!
Het komt wel in orde, wees maar niet bang,’ troost zijn vader hem. ‘Het zal heel anders worden als je de eerste keer iemand hebt gebeten en je het bloed rechtstreeks uit iemands lijf kunt zuigen.’
Iemand bijten? Bloed zuigen? Wat een idee. Tom voelt er niets voor. Hij maakt een kruis met zijn vingers, wat hem een woedende blik van zijn vader oplevert.
Tom kijkt hoe zijn vader zijn cape om zijn schouders slaat. De jongen weet wat er te gebeuren staat, maar hij heeft er totaal geen zin in. Omdat Tom niet naar school kan en mag van zijn vader, staan er thuis bepaalde vakken op het programma. De avond begint met een les in hypnose en daarna moet er gewerkt worden aan de lenigheid van Tom. Met zijn hele lange benen wordt dat vast niet simpel.
'Ben je er klaar voor? Heb je vorige nacht gewerkt aan je technieken? Het is heel belangrijk dat je iemand anders kunt laten doen wat jij wil. Dat komt altijd van pas. Zo komt er geen gekrijs en gegil als je iemand achternazit om je tanden in te zetten.'
Tom wil helemaal niemand opjagen en hij wil niet nog meer bloed moeten drinken dan de hoeveelheid die zijn vader hem elke dag door zijn keel doet gieten. En hoe moet hij in 't hemelsnaam de gedachten van iemand anders onder controle houden?
'Vooruit! Probeer het maar op mij. Dan kan ik meteen zien hoe goed het gaat,' zegt zijn vader weer.
Tom voelt de blos op zijn wangen en hij weet dat hij zo meteen een flinke berisping zal krijgen.
'Wat is dat nou weer?' briest zijn vader. 'Ben jij aan het blozen? Wat voor een stuk onbenul ben jij eigenlijk? Vampiers blozen niet, een vampier is bleek. Lijkbleek. Vooruit! Naar de badkamer, doe die blos van je gezicht!'
Tom gaat meteen de badkamer in. Met een beetje geluk heeft zijn vader er genoeg van en hoeft hij niet langer de lessen van vandaag af te werken. Dan kan hij naar buiten. Hopelijk ziet hij Emma vanavond. Hij veegt met snelle bewegingen een dikke laag talkpoeder op zijn wangen. De blos is verdwenen, maar Tom vindt dat hij er uitziet als een idioot. Hij hoort de lach van Emma al als ze vraagt of hij onderweg is naar een of andere theatervoorstelling. Zou hij haar de waarheid kunnen vertellen? Zou ze hem geloven?
'Dat is veel beter,' zegt zijn vader opgelucht als Tom de kamer weer binnenkomt. 'Je moet dringend iets doen aan die slechte gewoonten van je. Je wordt te oud voor dit soort onzin.' Tom haalt zijn schouders op en houdt verder zijn mond.
'Al die opwinding is niet goed voor me. Ik krijg er zo'n ongelofelijk dorst van. Het wordt tijd dat ik bloed ga drinken. Niet van dat stomme dierenbloed in de koelkast. Nee, ik wil een of ander lekker grietje bijten. Misschien dat vriendinnetje van je, hoe heet ze ook weer? Emma, is het niet?' De vader van Tom lacht zijn scherpe tanden bloot.
Verschrikt kijkt hij naar zijn vader. Hij moet Emma met rust laten. Hij mag er niet aan denken dat hij haar pijn gaat doen. 'Ik was van plan om haar vanavond mijn tanden te laten voelen,' liegt Tom.
'Goed zo, jongen. Dat hoor ik graag. We zullen de hypnose wel op een andere keer inoefenen. Ga jij maar lekker naar je meisje.'
Zijn vader geeft hem een klopje op de schouders, maakt een draaibeweging met zijn cape en vliegt door het kantelraam naar buiten.
Tom zucht opgelucht.
Nu zijn vader er niet meer is, drinkt Tom twee grote glazen water. Dan neemt hij zijn jas en trekt de deur achter zich dicht. Het is een fijn gevoel om door de straat te lopen, hij fluit een deuntje. Tom kan er zo van genieten als hij de dingen kan doen die gewone jongens doen. Die kans krijgt hij enkel als zijn vader niet in de buurt is.
Het pleintje is verlaten. Emma is er nog niet. Tom gaat op het bankje zitten waar ze altijd zitten. Met zijn voeten op de bank en zijn achterwerk op de leuning, zoals steeds. Ineens zit Emma naast hem, Tom heeft haar niet eens naar hem toe zien komen. Ze kan zo'n snelle bewegingen maken dat hij er haar van verdenkt ook vampier te willen zijn. Maar dat is echt te gek.
Ze geeft hem een duwtje tegen de arm en zegt: 'Hoe gaat het, kerel? Je kijkt een beetje sip.'
'Ruzie met mijn vader,' mompelt Tom. Het is dé kans om haar te vertellen hoe het echt zit, de waarheid. Is ze daar klaar voor?
'Waarover dan?'
Tom twijfelt. Hij wil er zo graag met iemand over praten. En er is niemand anders. 'Emma, ik moet je iets vertellen. Maar ik ben bang dat je me niet gaat geloven. Het is nogal... raar.'
'Raar?'
'Ik ben anders dan de andere jongens.'
'Haha,' lacht Emma luid, 'je bedoelt dat je niet op meisjes valt? Dat is niet erg, ik vind je nog steeds een leuke kerel.'
'Wacht nou even!' zegt Tom een beetje boos. 'Dat bedoel ik niet. Laat het me gewoon vertellen. Het is niet gemakkelijk. Beloof je dat je me laat uitpraten en pas daarna iets gaat zeggen?' Hij kijkt met ernstige ogen naar Emma en wacht tot ze knikt.
'Er is een reden waarom ik je niet mee kan nemen naar huis. Mijn vader wil dit niet. Hij zegt dat het geen goed idee is om mensen mee te nemen naar een huis waar vampiers wonen. Mijn kamer ziet er ook een beetje vreemd uit. Op het behang staan vleermuizen afgebeeld en ik slaap in een doodskist.'
Hij kijkt haar aan. Even zegt ze niets. Dan begint ze te lachen, ze komt haast niet meer bij. Het was een dom idee om het haar te vertellen, wat had hij verwacht?
'Ik weet wel iets over vampiers,' zegt ze als ze weer normaal kan praten, 'en wat ik zeker weet is dat jij er geen bent.'
'Hoe weet je dat zo zeker dan?' vraagt Tom.
'Eens kijken: je bent heel erg traag als je beweegt, je vindt fel licht helemaal niet erg, je bloost als ik je een complimentje geef, je loopt met poeder op je gezicht omdat je er bleek zou uitzien, en ga zo maar door.'
'Maar dat moet ik allemaal nog leren,' zucht Tom. 'Dat komt nog wel volgens mijn vader.'
'Heb je thuis een spiegel?' vraagt Emma.
'Nee, vampiers hebben geen spiegelbeeld. We kunnen dus niets doen met een spiegel.'
'Dus je hebt nog nooit je eigen gezicht gezien?'
Tom schudt het hoofd. Hij krijgt geen kans meer om nog iets te zeggen want ze sleurt hem bij de mouw van zijn jas het pleintje over. 'Komaan, we gaan naar de nachtwinkel.'
Hij loopt achter haar aan. In de winkel hangen er geen spiegels, maar Emma geeft niet op. Tussen de make-up vindt ze er uiteindelijk eentje. Ze houdt het hem voor.
'Ben ik dat?' vraagt Tom als hij naar een vreemd gezicht kijkt. Die onbekende staart hem aan. Hij wrijft over zijn kin, zijn wangen en zijn neus. 'Ik heb een spiegelbeeld... ik heb een spiegelbeeld!' Tom gilt het uit, tilt Emma op en zwiert even met haar een rondje.
'Zie je wel,' zegt ze, 'je bent geen vampier. Wie verzint nou zoiets?'
'Mijn vader. Hij denkt dat ik je vannacht ga bijten.'
'Bijten? Ik weet iets leukers,' antwoordt Emma. Ze trekt Tom naar zich toe en geeft hem een zoen op zijn lippen. 'Bah, je smaakt naar poeder!'
