Het was ergens in het begin van de jaren 80 toen de opkomst van home-computers als de Commodore-64, de Atari of de MSX ook de opkomst van educatieve programma’s inluidde. Als kersverse onderwijzer sprak me dat wel aan, en toen er eindelijk zo’n Commodore-64 op school kwam, zat ik in alle middagpauzes met dat ding voor mijn neus. Niet alleen om te spelen, maar vooral om te kijken of ik het ding ook zelf kon laten doen wat ik wilde. Want daar ging het mij natuurlijk om. De eerste veelvuldige reactie van het ding was de melding: syntax error. Maar daardoor liet ik me niet uit het veld slaan.

Toen ik kort daarna zelf ook een home-computer aanschafte ging ik voor de MSX, omdat het besturingssysteem MSX-DOS tot op zekere hoogte compatibel was met MS-DOS, dat voor de opkomende PC’s werd gebruikt. En ik sloeg aan het programmeren. De home-conputers waren standaard uitgerust met een versie van BASIC (Beginner's All-purpose Symbolic Instruction Code) waarin geprogrammeerd kon worden.

Het voordeel van BASIC was de relatieve leesbaarheid en het gemak waarmee je van instructie naar instructie kon springen. Dat was overigens ook meteen het nadeel. BASIC-programma’s werken met regelnummers. Een voorbeeldje:

10 print’Hallo wereld’

20 print’Welkom in de digitale tijd’

Loading full article...