Requiem: Hoofdstuk 28
Ik had Stephen een rondleiding in mijn appartement gegeven. Gelukkig had de logeerkamer een aparte, wel wat kleinere badkamer, zodanig dat we zonder elkaar te storen de nacht konden doorbrengen. We namen nog een slaapmutsje vooraleer we onder de wol gingen.
‘Bedankt Yu, ik waardeer het echt dat ik hier bij jou mag overnachten.’ Het klonk vermoeid maar gemeend uit de mond van Stephen. ‘Het is de laatste dagen qua emoties wat veel geweest en…nou ja, ik zou me niet op mijn gemak gevoeld hebben in het Oji. Alleen al met die waarschuwingen aan mijn adres.’ Hij zuchtte even, ‘ik ben niet bang aangelegd en kan mijn mannetje wel staan, maar we hebben hier niet te maken met een of andere herrieschopper die ik met een paar rake meppen tot andere gedachten kan brengen. Een moordenaar met een spoor van bloed op zijn hielen lijkt voor mij iets te hoog gegrepen. Ik heb trouwens gehoord van Eagle Eye dat jij en Ji allebei Rode Cirkels zijn in de Kami Akai. Dus ik denk dat de keuze dan rap gemaakt is.’
Ik dacht aan de nacht dat ik overvallen was. Mijn kennis van de Kami Akai had mij niet geholpen. Ondertussen had Gekko ervoor gezorgd dat mijn veiligheidssysteem vervangen was door wat meer gesofisticeerde technologie. Dus daar moest ik mij dan ook geen zorgen meer over maken. Terwijl we van ons drankje nipten, vertelde ik hem over mijn ouders Arturo en Sachiko. Hoe ik mij had gevoeld op het moment dat ze mij waren ontvallen. Over de leuke dingen die we samen hadden beleefd. Over hun passies. Het verwonderde mij ten zeerste dat ik mij zo gemakkelijk tegenover Stephen openstelde. Dat was niet mijn gewoonte. Hoe lang kende ik hem pas? Toch viel het mij niet moeilijk om over vertrouwelijke onderwerpen met Stephen te spreken.
Stephen ontspande zich blijkbaar. Het waren voor hen allemaal, ook voor Ji en Eagle Eye, stresserende dagen geweest. ‘Nog eentje om het af te leren,’ vroeg ik aan Stephen. Hij lachte. Het was een vriendelijke glimlach die niet alleen op zijn mond te lezen was maar ook in zijn bruine ogen. Ik raakte per toeval zijn hand aan toen hij zijn lege glas aanreikte en een seconde langer dan bedoeld bleven we zo staan. ‘Dank je,’ redde hij me, ‘nog eentje en dan hoop ik dat ik je niet wakker hou met mijn gesnurk.’