Roze raadsels in het park

Het leven op straat was niet altijd gemakkelijk. Joep en Leo konden daarvan meepraten. Een enkele keer kreeg je van iemand op straat wat muntjes, soms zelfs een euro in je handen geduwd. Zo nu en dan had een bakker een oud brood over, of kon je op een terras wat restjes van koffie of andere drankjes naar binnen gieten. Je moest dan wel snel zijn, het toesnellende personeel gaf je maar weinig tijd voor zoiets. Vaak was je toch aangewezen op opvanghuizen. Als dat allemaal niet voorhanden was, dan boden de vuilnisbakken vaak nog enig soelaas. Het was ook vreemd te zien hoeveel goede spullen de mensen soms nog weggooiden. Met een beetje opletten waren er nog hele bruikbare dingen uit de kliko’s te vissen. En heel soms stonden er gewoon op de nachtelijke straten nog bijzondere voorwerpen. Wat eetbaar was in de kliko kon je naar binnen werken, en het andere was vaak nog wel verkoopbaar. Als er één ding was wat Joep en Leo wel hadden geleerd de afgelopen jaren: er waren overal mensen voor.
Het was een avond in mei. De temperaturen waren nog prettig genoeg om niet al onder de kartonnen dozen te kruipen en dus konden ze nog een rondgang door de wijk doen. De volgende dag zouden de vuilnisbakken worden geleegd, dus wie weet viel er nog wat te scoren.
‘Weinig, weinig’, bromde Leo, terwijl hij de klep van de laatste kliko in de Azaleastraat liet dichtvallen.