Er kan maar één winnaar zijn...
Het is in een diep donkere nacht als een geheimzinnig figuur sluipend over straat gaat. Ze heeft een vastberaden blik op haar gezicht en is duidelijk niet van plan zich waar dan ook door uit het veld te laten slaan, ook niet door het gestaag vallende lenteregentje. Slinks gebruikmakend van objecten als muren, huizen en stammen van de lindebomen vervolgt zij haar weg. Is ze een inbreker, op weg naar een plek naar haar voorkeur waar zij kan toeslaan? Of is zij ontsnapt uit een gevangenis? Of erger nog?
Vlak bij een raam blijft ze staan. Speurend kijkt ze om zich heen, en als ze niemand ziet pakt ze een metalen staaf uit haar tas. Talent heeft ze zeker, al zul je dit niet snel in een show geëtaleerd zien, het raam is snel open gewrikt. Weer kijkt zij behoedzaam om zich heen en ziet dat de kust nog steeds veilig is. Bang lijkt zij niet te zijn, in dit beroep is een schijtlijster onbruikbaar. In een oogwenk klimt ze over de vensterbank naar binnen. Even staat ze stil om haar ogen aan het duister te laten wennen. Zij kijkt om zich heen, maar veel is er niet te zien. Op tafel ligt een krant. Een advertentie waarin een zwemwedstrijd wordt aangekondigd is met een dikke stift omcirkeld.
‘Zeker weten dat jij niet gaat winnen morgen,’ mompelt ze, nauwelijks hoorbaar. Dan opent ze de tas die naast de tafel op de grond staat, zoekt even, en haalt triomfantelijk het badpak tevoorschijn.
‘Nee, jij gaat niet winnen!’ herhaalt zij al even zachtjes. Ze propt het badpak in haar eigen tas en klimt over de vensterbank weer naar buiten. Zachtjes drukt ze het raam weer dicht. Als er iemand naar buiten had gekeken zou deze de vrouw met haar buit tussen de schaduwen kunnen zien weglopen. Maar niemand keek…