Sinds ze dik is, merkt Lisa Jansen dat haar mede-veganisten haar anders behandelen. Ze zou veganisme ‘niet goed doen’. Pijnlijk, omdat veganisme juist draait om de overtuiging dat alle levende wezens evenveel waard zijn. ‘We hebben alle veganisten nodig in de strijd voor een leedvrije wereld – dik, dun, disabled, van kleur en queer.’

 De eerste keer dat een andere veganist een nare opmerking over mijn veranderende lichaam maakte, herinner ik me nog goed. Ik was op vakantie en zat nog midden in het herstel van een eetstoornis. Na lang twijfelen plaatste ik een foto van mezelf in een museum op social media. Al snel ontving ik een persoonlijk bericht: hoe ik zo dik kon zijn, ik was toch veganist? Ik heb de rest van de dag alleen maar kunnen huilen.

Voor veel mede-veganisten is mijn in omvang gegroeide lichaam een symbool van falend veganisme. Als ik mensen vertel dat ik veganist ben, kijken ze me vaak vol ongeloof aan. Of het nu mede-veganisten of vleeseters betreft, het is duidelijk dat mijn lichaam niet voldoet aan hun idee van hoe een planteneter eruitziet. De laatste jaren valt namelijk op dat de focus lijkt verlegd: de ethische basis van veganisme als levensstijl wordt overschaduwd door een focus op extreem gezonde voeding en strakke lichamen, waarbij dun en gezond zijn wordt gezien als maakbaar.

Ben je – net als ik – dik of disabled? Dan ‘doe’ je veganisme blijkbaar niet goed.

Zijn Nederlanders echt van die gemene verwende zeikers?

‘Hoe kun je zo dik zijn, je bent toch veganist?’