De zilvergrijze Mercedes stopte bij de villa. Het was echt een herfstige dag. Het miezerde behoorlijk en er stond een stevige bries. Het rood-witte afzetlint wapperde in de wind.

Ruud en Jacques waren nog niet uitgestapt of de huishoudster kwam op ze af. Ruud zette de kraag van zijn donkerblauwe windjack op om te voorkomen dat de regen in zijn nek sijpelde. Jacques was zoals altijd gekleed in zijn lange, beige trenchcoat. Zo te zien heeft hij dat ding al jaren, dacht Ruud in zichzelf. Net als die stoel van hem. Hij moest even grijnzen om zijn eigen gedachten.
De huishoudster zag er verward uit. Het was een oudere, gezette dame met een paars bloemetjesschort. Ze hief haar handen omhoog en stelde allerlei vragen zonder het antwoord af te wachten. “Wat is er gebeurd? Kan ik nu mijn werk nog wel doen? Leeft meneer John nog?” Ze ratelde maar door, totdat Jacques haar onderbrak. “Rustig, mevrouw. We zullen u alles uitleggen.” Ze namen de onthutste vrouw mee naar een beschut plekje, want het weer was niet al te best. En ze wilden haar ook niet nog erger doen schrikken door haar mee te nemen naar de pd. Dat was ook beter om de sporen intact te houden. Bovendien zouden ze dan allerlei forensische rechercheurs storen in hun werk. En dat zou alleen maar meer vragen oproepen bij de ontredderde huishoudster.


Jacques begon zijn vraaggesprek als vanouds: Hij stelde zichzelf en zijn partner Ruud even voor en vroeg naar de naam van de huishoudster. De vrouw veegde haar handen aan haar schort af en zei met onvaste stem dat haar naam Bertha Jongsma was. “Wanneer hebt u de heer John voor het laatst gezien?” Bertha dacht even na en zei toen: “Dat moet gisterochtend zijn geweest. Ik moest even wat boodschappen doen voor de heer John en daarna mocht ik de rest van de dag vrijaf nemen. Dan kon ik mijn zieke zuster bezoeken, begrijpt u.” Terwijl de huishoudster verder uitlegde wat haar zuster mankeerde en hoe vriendelijk meneer John voor haar was, zat ze onophoudelijk te frunniken aan haar schort. Jacques legde haar uit dat er een misdrijf was gepleegd waarbij haar werkgever om het leven was gekomen. Hij liet nog even in het midden wat er precies was gebeurd, om de vrouw niet nog verder de stuipen op het lijf te jagen. “Hebt u vreemde figuren gezien in de omgeving van de villa?”, vroeg Jacques. Bertha Jongsma probeerde zich te herpakken en zei dat er regelmatig zakenrelaties langskwamen. Bertha kreeg dan altijd een paar vrije uren van haar werkgever, dus ze had verder geen idee welke zaken deze heren kwamen bespreken. Een keer was ze haar fietssleutel vergeten, vertelde ze. Ze was nog even de keuken binnengestapt op het moment dat er een zakenman binnen zat. Bertha had slechts een flard opgevangen van het gesprek en wilde de heren verder niet storen. Ze pakte haar fietssleutel en… Jacques onderbrak haar relaas. Hij was toch wel benieuwd wat ze had gehoord en of ze zich nog kon herinneren hoe de stem klonk van de zakenrelatie. Bertha moest hiervoor even graven in haar geheugen. Het duurde een tijdje voordat ze de vraag kon beantwoorden. Jacques gaf haar even de tijd. Dit kon belangrijke informatie opleveren, wie weet had ze wel de stem gehoord van de moordenaar. Even later doorbrak Bertha de stilte. “Hij had een zware stem, een beetje zoals die van u”, zei ze en wees daarbij naar Jacques. “Hij zei dat hij alles had geregeld. Wat hij daarmee bedoelde, weet ik niet precies, maar meneer John leek tevreden met het antwoord. Oh, en hij had een zware hoest. Echt zo’n rokerskuch.”


Loading full article...