De zon wierp haar warme stralen op de vloer voor haar voeten. Ze zat op een stoel voor het raam. Haar armen leunden zwaar op de leuningen, alsof alle last van de wereld op haar schouders rustte. Ze reageerde niet, toen hij de deur opende en op haar af liep. Vlak bij haar bleef hij staan en schoof een stoel erbij, zodat hij naast haar plaats kon nemen.
Met een uiterst nauwkeurige tederheid nam hij haar handen in de zijne. Ondanks al de jaren die ze hadden moeten doorstaan, voelden ze nog steeds zo uitzonderlijk zacht langs zijn verweerde handen. Langzaam draaide haar hoofd zich in zijn richting, terwijl hij toekeek hoe de herkenning maar traag haar ogen binnensloop. De angstige knoop, die zijn maag en hart vast had gehouden, viel los zodra hij haar zachtroze lippen in een warme glimlach zag glijden. Vandaag had ze hem nog herkend…
“Was je weer naar de vogels aan het kijken?” vroeg hij met zachte, geruststellende stem, terwijl hij zijn hand naar haar wang liet glijden.
Haar lippen weken enkele keren uiteen zonder dat een geluid haar mond verliet. Uiteindelijk leek ze het maar op te geven en knikte ze gewoon. Hij zou haar willen zeggen dat ze moet oefenen, dat ze haar stem meer moest gebruiken zodat de ziekte haar hele lichaam niet kon overnemen, maar hij was te zeer geschokt door wat het monster al had aangericht. Hoe ver ging het als je je niet eens meer kon herinneren hoe je moest praten? Hoe lang zou het duren tot ze hem niet meer herkende? Hoe lang zou het duren tot hun hele huwelijk uit haar geheugen was gewist? Hij bestudeerde haar gezicht, terwijl haar blik terug naar buiten ging, waar ze een gezinnetje nakeek dat richting de parkeerplaats liep. De twee vrouwen liepen er treurig bij, met hangende schouders en dicht tegen hun man aan, die troostend een arm om hun heen hadden geslagen. Zelfs de jongste kinderen liepen gewoon rustig mee, zonder te spelen of zich druk te maken over die vlinder die voorbij vloog. Nog even keek hij haar recht aan, zoekend naar een teken van herkenning in haar lichtgrijze ogen, maar er bleek geen lichtje te gaan branden.
Met pijn in het hart zag hij hun dochters met hun gezinnen om de hoek verdwijnen voor hij weer opstond. Zijn vrouw lette niet op hem en gelukkig maar ook, ze werd er altijd zo verward van als hij huilde. Met trillende handen hield hij zich vast aan de leuning van zijn stoel, terwijl de tranen sporen trokken over zijn rimpelige wangen.
De ziekte was eerst nog langzaam aan haar hersenen beginnen vreten, maar hoe meer hij at, hoe meer zijn honger leek te groeien. Steeds meer van haar herinneringen zoog het vraatzuchtige kwaad mee in een duister, gapend gat. In het begin vergat ze de simpele dingen, een afspraak bij de dokter of hoe lang de pizza nu weer in de oven moest. Het duurde nog een hele tijd voor ze de namen van hun jongste kleinkinderen niet kon herinneren. Vervolgens kon het een tijdje duren voor ze besefte wie er voor haar stond. Ze zat vaak uren uit het raam te staren, zonder te reageren als iemand haar riep. Het werd steeds moeilijker haar weer naar het heden te krijgen als ze zo had zitten staren. Het werd steeds lastiger om haar de simpelste dingen toe te vertrouwen. Ze vergat dat het eten nog op het vuur stond of deed teveel zout in de soep. Het waren kleine dingen, die toch zo gigantisch groot waren.
‘Mama is verward’
‘Oma zit weer ergens anders met haar gedachten’
Het werd allemaal zo grappend gezegd. Hij kon er zelf nog zo lekker mee lachen toen. Achteraf gezien leek het zo overduidelijk. Het valt niet te begrijpen waarom ze het niet zagen aankomen. Soms zie je de dingen niet omdat je jezelf wilt beschermen tegen wat het is. Het was dan ook pas toen ze naar buiten zat te staren en vergat om naar het toilet te gaan dat het opviel dat er iets mis was. Samen gingen ze langs bij de huisarts, denkend dat ze misschien een probleem met haar blaas had of haar spieren wat aan het verzwakken waren. Het was echter een heel ander probleem dat de dokter naar voren bracht. Hij sprak de naam van de ziekte nog steeds niet uit, hatend dat zo’n simpel woord haar nu kon bestempelen. Hij wilde haar herinneren als meer dan de ziekte.
Vanaf ze haar eigen dochters nauwelijks meer herkende, besloot hij dat ze maar beter naar een rusthuis konden gaan. Het had verder geen nut meer thuis te blijven. In het tehuis voelde ze zich rustiger en bovendien was hij zeker dat ze haar medicatie innam.
Uiteindelijk konden hun dochters niet meer op bezoek komen. Hij kon de verwarring en angst die in haar ogen stond nog zo voor ogen halen. Toen hun jongste dochter langs kwam, herkende ze haar niet meer. De situatie die daarop volgde bracht haar zo in de war dat ze huilend had gesmeekt om weg te gaan. Angst stond in haar ogen te lezen, omdat ze begreep dat er iets met haar aan de hand was, iets wat haar niet meer maakte wie ze was. Ze panikeerde die dag zo erg dat de zusters voorstelden om enkel nog langs te komen onder het mom van een vriendin van de familie of een vrijwilligster in het rusthuis. Dat was natuurlijk zeer pijnlijk voor hun dochters, waardoor die ervoor kozen één keer in de maand langs te komen en gewoon om de veertien dagen hun vader alleen te komen bezoeken. Het was van zo’n bezoek dat hij terug was gekomen.
De angst in zijn binnenste groeide met de dag. Het zou vast niet zo lang meer duren tot ook hij uit haar geheugen was gewist. Misschien zou ze hem herinneren op haar goede dagen, misschien zou ze het zich weer kunnen voorstellen, maar op haar slechte dagen… Hij zou waarschijnlijk naar een andere kamer moeten verhuizen. Hoe hard kan het leven niet zijn?
Zijn vrouw zou zo dichtbij zijn en toch hoogst onbereikbaar. Hij zou haar kunnen zien, met haar kunnen spreken zelfs, maar ze zou hem niet herkennen als haar man. Ze zou zich niets meer herinneren van de tientallen jaren die ze samen hadden doorgebracht. Ze herinnerde zich nu al niets meer van de bevallingen van haar kinderen! De pijn vlamde elke dag steeds meer door zijn lichaam heen en dat zou enkel nog erger worden. Hoe verlaten en eenzaam zou hij zich voelen zonder dat zij zijn naam af en toe uitsprak. Een naam… Het is veel meer dan een simpele benoeming. Je naam geeft je identiteit weer, het geeft weer dat je hebt bestaan. Het geeft weer dat je een individu bent. Zodra ze zijn naam niet meer wist, zou hij niemand meer zijn voor haar! Geen nummer, geen gezicht, geen naam,…
Een gesmoorde snik verliet zijn lippen, terwijl hij met één hand de leuning losliet om zijn tranen weg te vegen. Onverwachts voelde hij een hand zacht op de zijne neerkomen. Geschrokken en een beetje beschaamd keek hij op zijn vrouw neer, die langzaam haar blik van zijn hand naar zijn gezicht omhoog liet glijden. Een trieste glimlach speelde om haar lippen.
“Ik ben niet meer wie ik ben.” Zei ze plots. De woorden werden moeizaam uitgesproken, maar dat kon hem niet schelen. Hij was geschrokken en tegelijk euforisch dat ze haar stem had gevonden. Toch deden haar woorden hem pijn en zeker het antwoord dat hij daarop diende te geven.
“Nee, mijn lief, niet helemaal.” Fluisterde hij zacht, met de pijn in zijn stem. Hij hoopte maar dat hij haar niet zou kwetsen of van streek maken. Hij hoopte maar dat ze hem zou begrijpen.
“Ik ben bang… Ik voel mezelf niet meer.” Haar gebroken stem kwam met moeite over haar lippen. Enkele tranen liepen over haar wangen, terwijl haar gezicht zich terug richting het raam draaide.
“Ik zal er altijd voor je zijn, mijn liefste, ik zal altijd van jou houden.” Ook hij kon een golf van nieuwe tranen niet meer tegenhouden. Het was zo pijnlijk om te zien dat zijn vrouw zo erg achteruit ging. Op de momenten dat ze het zelf besefte, voelde hij zich nog het slechtste, aangezien ook zij zelf zich dan slecht en treurig voelde. Het enige waar hij zich aan overeind hield, was dat ze zo gelukkig leek. Wanneer ze maar uit het raam kon kijken, was ze tevreden. Wanneer niemand haar stoorde of in verwarring bracht, was ze tevreden.
Ook nu keek hij toe hoe haar blik zich op de buitenwereld vestigde, terwijl een glimlach om haar lippen begon te spelen. Hij besefte dat hij haar weer kwijt was aan de ziekte, het korte heldere moment was geweken en had weer plaats gemaakt voor haar afwezigheid.
“Wij vinden elkaar, altijd.”
Hij schrok van haar zachte stem. Blijkbaar was het moment niet helemaal verloren gegaan.
De waarheid van wat ze gezegd had, spoelde als een golf van geluk door zijn oude, krakende lichaam heen. Daar had ze het precies juist… Ze zouden elkaar altijd weer vinden. In dit leven, of in het volgende. Een afscheid was nooit voor lang.
“Altijd.” Fluisterde hij terug, terwijl hij haar in een omhelzing trok. Maar ze reageerde al niet meer, ze floot vrolijk met het lied van de vogeltjes mee.


Dit is een short story die ik ondertussen al een tijdje geleden geschreven heb. Mijn opa begon rond die tijd steeds verwarder te worden en steeds meer te vergeten.
Laat me weten wat je ervan vindt.

Loading full article...