Jan vond de buurman een nare, zure man, maar ook Jan was een naar jongetje. De twee waren als water en vuur. Jan gedroeg zich als een koning, dreef graag zijn zin door en genoot er van dwars te liggen. Hij trok graag vliegen met een pincet de vleugels uit, gooide zout in glazen thee en stal oma’s geld als zij even niet oplette.
Toen Jans vader, op vaderdag stierf, lag hij in bed. Jan zat er naast. Ineens liep hij paars aan, zei Jan. Oma vertrouwde het niet. De deken lag er vreemd bij. Waar Jan opdook waren hoe dan ook altijd problemen. Hoe hard oma het ook probeerde, zij kon niet echt van de jongen houden. Hij had iets slechts over zich en zij kon niets goeds aan hem bedenken. Altijd als er iets gebeurde of weg was, had de jongen er mee te maken.
Het was een feit dat Jan een leugenaar, oplichter, fietsen- en later ook autodief was. Hij was een dierenbeul en veelvraat op de koop toe. Het maakte niet uit of het om chocolade, gehaktballen, bloemkool, walnoten of Engelse drop ging, als het eetbaar was vond Jan het (al verstopte oma het in haar kussensloop) en vrat het op.

In haar nood vroeg oma hulp aan de Spiegel. Zij had nog een paar euro beltegoed en belde haar met haar smartphone op. De Spiegel hoorde haar nood aan en zei: Van mij hoef je geen hulp te verwachten. Die etter heeft gedreigd mij te breken en je weet wat dat betekent! Jij had dat stuk ongedierte destijds met de afwasborstel om zijn oren moeten slaan, op moeten sluiten in een geluiddichte, stalen kist en verdrinken in je vijver! Daarna gooide zij de hoorn op de haak.
Oma kon niet anders dan de Spiegel gelijk geven. Jan was de rotte appel, het vijfde wiel aan de wagen en zeker niet het arme schaap waarvoor velen hem aanzagen (dat arme was overigens alleen gebaseerd op het feit dat hij zijn vader zag sterven).

Omdat de tand des tijds niets ondernam moest oma wel in actie komen. Het wordt tijd dat ik wat doe, mompelde zij. Het is tijd voor: geitenbloed en veren, dansende tafels, heksen en bezemstelen en... stoelendans. Veel tijd was er niet meer. Zij zette haar bril op en bladerde door het boek met de Hazelaar voorop. Terwijl buiten de bladeren van de perenboom ruisten in de wind, zocht zij naar het stukje papier, zo groot als een label, dat zij jaren terug tussen het boek had geschoven.
Negen uur later was alles geregeld. Oma was doodmoe en had niet meer op dan het restje kippensoep dat in haar soeppan was overgebleven. De geest was inmiddels uit de fles. Zij had wel een handje moeten helpen om de stramme, slaperige gast uit zijn benarde positie te trekken. Zij hoopte dat hij geen kat in de zak bleek.
De Angst was gekomen net als de Dood die zijn zeis zolang naast de plant in de hal had gezet. Anansi was druk bezig een web te maken. Eindelijk kwam de aardsluie spin van pas.

Toen Jan thuis kwam was zijn web gespreid. De Angst sloeg hem om het hart op hetzelfde moment dat hij de benzine lucht rook. Oma had de haard flink opgestookt en alles wat brandbaar was op het vuur gegooid inclusief de wasknijpers. Lucifer sprong tevoorschijn en gaapte. Jan in zijn web was een grote teleurstelling voor hem. Wat een loser.
Oma deed haar wens, zij had er nog 1 over van de 3 die zij ooit van de geest in de fles had gekregen. De Dood sloeg toe en op het moment dat Jan in rook opging was iedereen hem en het door hem aangedane leed vergeten. Hij zou nooit meer iemand en plein publiek voor schut kunnen zetten, voorliegen, misbruiken of bestelen.

Afbeelding: pixabay.com


Dit is onze (kinderen inclusief) vakantieopdracht van vandaag: schrijf een verhaal met de 60 opgegeven woorden (wij hebben allemaal gisteren een aantal willekeurige woorden opgeschreven).

Loading full article...