Een citroenvlinder zwaait naar mij vanaf de kant. Ik ga in op haar uitnodiging en fladder een tijdje met haar mee.

wandeling

We steken onze neus in paardenbloemen en proeven van de zoete nectar.

wandeling

Ik huppel verder en ontdek een pinksterbloem in een weiland.

wandeling

Ze staat niet alleen. Een zee van pinksterbloemen kleurt het weiland wit.

wandeling

Even later kom ik een kever in een struik tegen. Ik maak een buiging, vertel mijn naam en het beestje laat weten dat ik te maken heb met een rupsenaaskever.
Het insect is goed herkenbaar aan zijn bruine lijf en zwarte vlekken.

Loading full article...