Warenhuis 5
Er waren vele karweitjes die ik niet leuk vond, mijn vader had ook een druivenkas en in het voorjaar als de trossen zich begonnen te vormen moesten de trossen uitgedund worden, krenten noemde ze dat. Nou dat was een tijdrovend klusje, mijn moeder was daar heel goed in en samen met andere vrouwen uit de buurt werd dan dagenlang gekrent. Nou je snapt het al ik moest het ook leren, toen ik vroeg waarom vertelde mijn vader nou als jij later tuinder bent en er komen vrouwen krenten dan moet wel kunnen zien of ze het goed doen, want anders krijg je geen mooie trossen.
Nou dat snapte ik wel, ik werd bij mijn moeder onderaan de trap gezet. Zodat ze mij goed in de gaten kon houden, het werd mij voorgedaan en zo zat ik een paar uur per dag als ik uit school kwam op die trap. Dat waren wel speciale trappen dat kan ik mijn nog wel herinneren. Nu was het wel dat het onder elkaar gezellig was, er werd wat af geroddeld, want ja het werk was ontzettend saai, maar voor die tijd zal het wel aardig verdient hebben of de mensen hadden het geld hard nodig, ik denk het laatste.
Mijn moeder ging ook bij een andere tuinder krenten, daar ging ik vaak dan mee, nee niet om te krenten, maar om te vissen. Die lag namelijk bij een mooi kanaal, wij noemde die plek de kleine sluis, dit was een verbinding in een dijk en als je dijk overstak dan had je daar een heel mooi viswater.
Ook in de druivenkassen was ik goed in thuis, later begon ik daar ook kamerplanten te telen maar dat was niet zo’n succes.