HET GENOOM

Elk organisme dat leeft heeft een genoom en ieder genoom heeft een code. Die code is het programma waardoor bv. de mens van een eencellig eitje verandert in een foetus, waaruit uiteindelijk een baby ontstaat die zich vervolgens verder ontwikkeld. Deze codes hebben de mensen genen genoemd. Ze vormen ons DNA. Dat bepaalt ons hele wezen. Hoe we er uitzien, onze innerlijke organen, hoe onze hersenen opgebouwd zijn. Als je pech hebt dan kan je ook een mutatie in een gen opgelopen hebben waardoor je een grotere kans op een welbepaalde ziekte hebt. Het is, tussen haakjes, nu ook geweten dat ieder van ons ook een genoomsequentie van een Neanderthaler in zich meedraagt.

Waar zit ons DNA?

Ons DNA zit in ieder van onze cellen waar we er triljoenen van hebben. In ieder van onze cellen zit een opslagkamertje, de nucleus waarin het opgeborgen is. Je kan je dus wel indenken dat ons genoom super klein is. Het is 1/100 van een menselijk haar. Maar is toch meters lang. Het zit in chromosomen, de H'tjes, opgevouwen. (zie onderste foto helemaal links).

De eerste mens die zich 150 jaar geleden met het onderzoek over het genoom bezig hield was een Monnik Gregor Mendel in de moestuin van een Tsjechisch klooster. Naast zijn activiteiten als Monnik was hij dus erg gefascineerd door planten. Hij plantte in de tuin van het klooster tal van planten en uiteindelijk hield hij zich nog maar bezig met het uitplanten van één : de erwtenplant. Hij bestudeerde ze jaren in verschillende variëteiten en kwam uiteindelijk tot een opmerkelijke conclusie. Hij bewees iets wat nog nooit eerder bewezen was.

Het begon bij hem eigenlijk door foto's van zijn eigen familie en andere families te bekijken. Waardoor het bij hem opviel dat de meeste mensen van deze families op elkaar leken. Dat ze ofwel in hun gezicht kenmerken vertoonden van hun vader of van hun moeder.

Loading full article...