Zuid-Frankrijk

In Zuid-Frankrijk blijkt de tijd te hebben stil gestaan. Wanneer je daar met je neus op wordt gedrukt, besef je je pas hoe fijn het eigenlijk is om gewoon in een huis te wonen waarvan je zeker weet dat het dak er voorlopig nog op ligt. De velden vol lavendel en de schitterende bergen zijn ook enig, totdat je er op je slippertjes doorheen moet. Het brood van de bakker ruikt verrukkelijk, maar is binnen een dag slof en de temperaturen zijn na vijf dagen lang niet meer zo indrukwekkend. Toch is het vrij uniek om in de zomer kosteloos in de Provence te vertoeven.
Op straat word je steevast begroet met een zingend ‘’bonjour’’, de oude mannen zonder gebit wijzen je met alle liefde de weg en er is geen plek op de wereld waar meer nougat is dan hier. Elke dag is er in een willekeurig dorp een markt waar de verkopers allemaal gesierd zijn met dreadlocks, alsof het van tevoren is afgesproken.
Aan tafel wordt onverstaanbaar snel Frans gesproken, alsof er tussen lunchtijd en het diner mega spannende dingen zijn voorgevallen, en de wijn vloeit rijkelijk. De abrikozen en olijven zijn niet aan te slepen.
De knappe (en minder knappe) Franse jongens spreken geen van allen Engels, dus communiceren gaat via het ouderwetse handen- en voetensysteem. De kinderen van twee blijken al een grotere woordenschat te hebben dan ik, en nemen me mee aan hun hand met een lief ‘’s’il te plait’’.