Apartheid
Betekenis & definitie apartheid
Stelsel van rassenscheiding in Zuid-Afrika
De term apartheid werd officieel voor het eerst in het begin van de jaren veertig van de 20e eeuw gebruikt. De feitelijke apartheid begon al na de komst van Nederlandse kolonisten in de zeventiende eeuw, toen er onderscheid tussen blank en zwart werd gemaakt op het gebied van wonen, eigendom van land, huwelijken en dergelijke. Na de oprichting van de Unie van Zuid-Afrika in 1910 streefden de blanken die de macht in handen hadden naar een volledige scheiding van de vier bevolkingsgroepen: zwarten, kleurlingen, blanken en Indiërs. De machthebbers rechtvaardigden dit systeem door het voor te stellen als een gescheiden ontwikkeling in het belang van de verschillende bevolkingsgroepen, die was gebaseerd op het uitgangspunt dat elk ras de gelegenheid moest hebben zijn kwaliteiten in zijn eigen omgeving te ontwikkelen.
Aanvankelijk bleef de scheiding beperkt tot wat de kleine apartheid werd genoemd. Dat betekende een rassenscheiding in het openbare leven: aparte bussen, aparte scholen, aparte ingangen bij gebouwen, aparte parken, aparte stranden enzovoort. Onder premier Daniel François Malan (1948-54) werd de apartheid in wetten vastgelegd. Officieel werd geregistreerd tot welk ras men behoorde; huwelijken tussen blanken en zwarten waren verboden; zwarten mochten niet overal werken waar zij wilden, terwijl het grootste deel van de bevolking niet in het parlement was vertegenwoordigd. Apartheid werd een dwangsysteem dat niet-blanken onderdrukte en machteloos hield. Minister Hendrik Frensch Verwoerd werkte als minister voor Bantoe-zaken de apartheidspolitiek uit; onder zijn verantwoordelijkheid werden pasjeswetten uitgevaardigd en kwam het thuislandenbeleid van de grond. Het thuislandenbeleid werd ook wel de grote apartheid genoemd. Als uitvloeisel van de wet op het Bantoe-zelfbestuur van 1959 werden tien thuislanden of Bantoestans voor de verschillende zwarte volken ingesteld. Ze mochten hun gebieden alleen verlaten om in het blanke deel van Zuid-Afrika te komen werken. In de thuislanden, die slechts dertien procent van het grondgebied besloegen, woonde meer dan zeventig procent van de bevolking, die een grote economische achterstand op de blanken had.