Appelbessen
De appelbes is een geslacht in de rozenfamilie (Rosaceae) dat van oorsprong voorkomt in het oosten van de VS.. In Nederland en België vinden we de gewone appelbes (Aronia arbutifolia) met rode bessen ,de zwarte appelbes (Aronia melanocarpa) met zwarte bessen en de bastaardappelbes, ook bekend als zwarte appelbes (Aronia × prunifolia) met auberginekleurige bessen; dit is een kruising tussen de twee vorige soorten.
Kenmerken[
De bladverliezende struiken bloeien met witte bloesem in de maanden april en mei en krijgen vanaf midden augustus tot oktober eetbare rode of zwarte bessen. Het blad van de appelbes kleurt in de herfst naar geel, rood en purper door elkaar. Alle #appelbessen groeien bij voorkeur op vochtige tot natte plaatsen, al verdragen ze tijdelijke droogte goed. Het zijn drachtplanten, die veel nectar leveren, en onder meer door honingbijen goed bezocht worden. De bessen worden graag gegeten door vogels als spreeuwen en merels. Dat laatste zorgt ook voor de verspreiding van de appelbes. In natte natuurgebieden zoals bij Giethoorn en langs de Nieuwkoops plassen is de plant verwilderd en verdringt daar inheemse planten. De bessen zijn ongeveer zo groot als bosbessen. De smaak lijkt op die van braam met een sterke wrange nasmaak, die echter verdwijnt door koken.
Gebruik
Het verbouwen van deze #bessen begon aan het begin van de 20e eeuw door de Russische botanicus en plantenkweker Ivan Mitsjoerin die rond 1910 de appelbes als fruitgewas ontwikkelde. Door genetisch onderzoek is opgehelderd welke plantensoorten hij daarvoor gebruikt heeft. Eerst werd een appelbes met de wilde lijsterbes gekruist (Aronia melanocarpa × Sorbus aucuparia), wat de hybride × Sorbaronia fallax opleverde. Vervolgens werd deze plant teruggekruist op Aronia melanocarpa. Het resultaat waren planten met een goede vruchtdracht, die met × Sorbaronia mitschurinii worden aangeduid. De rassen die als fruitgewas verkocht worden, zoals 'Viking', 'Nero' en 'Serina', behoren tot deze hybride.