#poezie




In de lucht een subtiele geur van sappig bot

Ik volg het spoor kwijlen en likken mezelf

maar mijn meester stak net zijn hand op

en maakte een onbepaald gebaar

Ik heb het bot daar neergelegd.

Nu is er niet meer dat „je zult zien”.

Een muur, met een hart van mortel,

van vuurvaste steen, gevoelloos.

Ik voel mijn liefdescontract

zoals de kwestie van een zwart gat.

Zolang het licht van deze zomer me levend wil.

Ik zal het leven zien vanaf de schemering,

maar, als ik kan kiezen, wil ik een vuurtoren,

een toren in het midden van de zee,

met een klein strand.

Ik zal het geluid van de golven horen

vanuit mijn raam

de onderstroom zal de pijn wegspoelen

het zal me zuiveren.

Elke zandkorrel

elke zongedroogde krabschaal

ze zullen doordrenkt zijn met mijn liefde.

Ik vergeet de schamele oogst van mijn leven

God zal naar beneden komen om me aan te raken

en ik heb niemand meer nodig.





De vuurtoren