In een tijd ontzettend lang gelee,
En werelden bij ons vandaan...

Woonde eens een kleine fee,
In de stralen van een roze maan

Ze woonde in een piepklein huisje
Van wolkendromen en sterrenveren

Ze was kleiner dan een babymuisje
En wilde alles over alles leren

Vanuit het raampje in haar toren
Die was gebouwd voor haar alleen

Kon zij alles zien en horen
Tenminste, als de maan maar scheen

Toch was het raampje niet genoeg,
Niet altijd, nooit helemaal

Wil je weten wat ze haar vader vroeg?
Luister maar, dit is haar verhaal

De kleine fee vroeg aan de feeënkoning:
"Pappa, ik wil graag een beloning,

Ik was altijd lief en wil graag een gunst van u
Ik wil leven en wonen op aarde, nu

Iedereen is met familie en vrienden, vrolijk en blij
Ik wil dat zo graag zien van dichtbij!

We zijn hier maar samen, alleen met z'n twee
Ik heb wel mijn raam, maar daardoor maak ik niets mee

Ik kijk wel en wens, dat ik leer van de mensen
Van vriendelijk zijn, van liefde, van wensen

Nu wil ik leven, dan maak ik het mee,
Om een mens te zijn, geen dromende fee

Maak mij groter, lieve vader, wijze koning!
Maak mij groot genoeg voor een eigen mensenwoning!

Maak mij zo groot, dat ik alles kan voelen
Dat ik ruimte heb, voor wat anderen bedoelen...

Maak mijn hart maar het grootste stuk van mij,
Dan voeg ik ik wat toe, dan maak ik ze blij!"

En haar vader, lief als hij was,
Maakte voor haar een groot hart van glas

Doorzichtig en eerlijk, met ruimte genoeg,
Zo deed hij precies wat de kleine fee vroeg

Toen, langs de stralen van de roze maan,
Zag hij zijn feetje de wereld in gaan

En elke nacht keek de koning uit het raam,
In de toren, wachtte hij op haar naam

Want, zo wist hij, die zou ze pas krijgen,
Als ze wist wat spreken was, en het belang van zwijgen

Als ze begreep dat ze soms moest wachten,
En dat er zoiets bestond als smachten

Als ze wilde en wilde, maar toch niet kreeg
Als ze praatte en praatte, en op het juiste moment zweeg

Als ze leerde en liefhad, blij en verdrietig was,
Als ze huilde en pijn had, verwondde en genas

Dan, en alleen dan, als haar glazen hart was gevuld,
Zonder te breken van berouw, pijn of schuld

Zou haar ware naam aan haar verschijnen,
Dan zou ze écht zijn, en nooit meer verdwijnen

De stralen, de roze stralen van de roze maan,
Waren dan niet belangrijk meer voor haar bestaan

Zo worden feeën nu eenmaal mensen, en
Zo werkt het al eeuwen, vraag maar aan hen

Zij die goed doen, zonder te vragen,
Die zonder te mokken, je lasten meedragen

Geloof me, goede feeën bestaan,
En niet alleen onder de stralen van een roze maan...


Gedicht