Het Roodkopvolk
Dit verhaal is geschreven n.a.v. een schrijfuitdaging van Schaapschrijft. Het thema is: Sprookje
deel 1.
In het bos achter die dode boom is de ingang van de onderwereld. Ga 233 treden, nou ja treetjes naar beneden en je bereikt een grote open plek tussen de wortels van eeuwenoude bomen. In deze wereld leeft een minivolkje, de roodkoppen. Niet groter dan een lucifer en net als een lucifer hebben ze allemaal een rood hoofd. De zuurstof komt door allerlei openingen in het bos maar een paar weken geleden veranderden echt alles voor dit vreedzame volkje.
Op een afschuwelijke maandagmorgen dreunde en beefde de grond. De roodkopjes zijn echte langslapers maar nu sprongen ze verschrikt hun bedjes uit. Wat gebeurt hier? Een zelfgemaakte periscoop werd naar boven geschoven en koning Dorpok keek zelf wat er boven hem gebeurde. Zijn hoofd werd nog roder dan het al was en zijn kleine lichaam beefde van top tot teen. Een legertje grote mensen was bezig bomen te kappen en met grote machines werd een geasfalteerde parkeerplaats aangelegd. Twee weken en 89 gekapte bomen later was daar aan de rand van de weg een stenen gedrocht in het bos neergelegd. Als het daarbij was gebleven was het nog te pruimen maar er stopten steeds met veel kabaal van die grote koekblikken op wielen. Er stapten mensen uit die de bosjes indoken. Mannen haalden een slang(etje) uit hun broek waar dan een soort waterval uitkwam en vrouwen trokken hun broek omlaag, gingen op hun hurken zitten en ook daar kletterde het vocht flink op de grond. Dan kwam er een witte lap waarmee gepoetst werd en die werd meestal neergegooid op de grond. De lucht binnen bij het roodkopvolk vervuilde sterk en door de penetrante lucht kregen vooral de kinderen last met ademhalen. Die achtergelaten lappen, wij noemen het papier lagen her en der op de luchtopeningen.