De ondergaande zon kleurde de hemel rood. Met neerhangend hoofd stuurde heer Gawain zijn paard voorbij de in doeken gewikkelde lichamen. Het gezin dat het vuur rechtstreeks op hun woning kreeg, maakte geen schijn van kans. Hierdoor vielen er vijf doden te betreuren. Verschillende mensen lagen met brandwonden en rookvergiftiging in de ziekenboeg. Het zag ernaar uit dat het gros van hen het wel zou overleven. Heer Gawain kende de natuur van de draken maar al te goed. Hij was er zich van bewust dat dit een ongeluk was, mogelijk veroorzaakt door een vuurkoudheid. Moest dit een gerichte drakenaanval op zijn mensen geweest zijn, zou hij blij mogen zijn dat hij nog vijf mensen in leven overhield. Hij knikte naar de priester. De doden waren te zwaar verbrand om hen te herkennen. Daarom had men voor het onfortuinlijke boerengezin een kuil gegraven om iedereen samen te begraven. De priester was de grond aan het zegenen. Alan wendde zijn blik van het tafereel af. Hij had de lichamen helpen bergen. Zijn maag keerde er nog van. De geur van verkoold mensenvlees zat schijnbaar voorgoed in zijn neus gebrand. Hij had zijn verstand op nul gezet. Zijn haar, kleren en gezicht waren bedekt met roetvegen. Hij zat in het zadel van zijn voshengst. Het edele dier was even koppig als zijn ruiter. Hierdoor had de schildknaap van de meester het onder zijn hoede gekregen. Zijn blik vond Thomas, die het oefengevecht al vergeten leek. De kans dat de twee jongemannen het ooit met elkaar zouden vinden was miniem. Heer Gawain leidde zijn paard terug tot bij de schildknapen en deed Alan teken naast hem te komen. De jongeman stuurde zonder verpinken zijn rijdier naast dat van zijn meester. Zijn aandacht was er niet helemaal bij. In gedachte herinnerde hij zich de richting waarin hij de draak had zien verdwijnen. “Mensen van Middleton!” begon heer Gawain zijn toespraak. Het werd muisstil, waarna hij vervolgde: “Een groot leed is jullie aangedaan! Vijf dierbaren zijn levend verbrand door het monster! Velen van jullie zijn dakloos en jullie vee kwijt door deze laffe aanslag! Ik beloof jullie dat dit niet ongestraft zal blijven!” Een gemompel weerklonk. Heer Gawain zweeg even. Hij moest zijn woorden goed kiezen. Zomaar de burcht van zijn buurman bestormen, zou geen goed idee zijn. Hij wist dat de zwarte draak Bronwyn hem er zou opwachten. Ze was in staat zijn leger levend te roosteren. Haar meester, heer Melchior, zou geen moeite doen om haar tegen te houden. Het zou een zuivere zelfmoordmissie worden. Hij kreeg een ander idee. “We gaan het monster opsporen en doden!” beloofde hij. Zijn wanhopige mensen begonnen te juichen. De massa wist niet beter. Alan luisterde er met één oor naar. Zijn focus was erop gericht de draak uit te schakelen. Misschien zou dit het leed wat verzachten van de zwart verbrande lichamen die hij had aangetroffen tussen het puin. Ze vielen bijna uit elkaar toen hij ze met enkele andere schildknapen wilde oprapen. Hij besefte dat er drie kinderen bij waren. Het lijkje dat hij vast had, was zoveel kleiner dan hijzelf, dat hij inwendig kookte. De draak moest dood! Hij moest sterven door zijn zwaard. Het kon de schildknaap niet schelen dat hij nog niet eens geridderd was. Dat ook Thomas eerder stil was, drong niet tot hem door. De maan scheen aan de hemel. Bijna iedereen sliep. Enkel Alan trok zich niets aan van de wachters op de walgang en de torens. Hij had zijn paard gezadeld en was van plan om de draak te zoeken. Het duurde hem te lang tegen dat heer Gawain zijn ridders hiervoor bij elkaar riep, als hij dat van plan was. Steeds meer begon Alan te twijfelen. Het was hem opgevallen dat zijn meester zijn gezicht opvallend glad gestreken hield toen hij de ravage op zijn land waarnam. “Psst, je gaat toch niet zonder mij!” Geschrokken draaide Alan zich om. Nu begreep hij waarom de paarden onrustig waren. Hij was niet alleen. “Archie,” siste hij. De griffioen kwam vanachter een zuil tevoorschijn. Hij had zich in de stallen verstopt, wetende wat zijn meester van plan was. “Door jou worden de paarden rustiger,” zei de griffioen. “Weet je dat je een gave hebt om met dieren …” “Dat heet magie en ik wil niet hangen. Ik riskeer al genoeg met jou hier te verbergen.” “Ik ga met je mee. Het is al een eeuwigheid geleden dat ik nog een draak ontmoet heb.” “Wel, ik heb gezien tot wat die in staat is en ga hem zeker niet lang laten leven.” Archibald kneep zijn ogen tot spleetjes. De manier waarop hij zijn meester bekeek, gaf Alan een onbehagelijk gevoel. Hij mocht dan wel de laatste griffioenmeester zijn en de gave hebben om met dieren te communiceren, hij kreeg geen vat op de eigenwijze griffioen. “Nee, dat geloof je zelf niet,” zuchtte Archibald na enkele minuten stilte. “Waarom niet?” “Omdat jij geen oorlog wil. Dan gaan er nog meer mensen sterven. Jij was er niet bij toen …” “Stop eens altijd onder mijn neus te wrijven dat ik er niet bij was!” Alan had zijn stem iets meer verheven dan hij plande. Hij hoorde een wachter naderen. Als hij betrapt werd in de stallen, zwaaide er wat. Als hij betrapt werd met een griffioen, betekende dat zijn dood. De wachter wierp een blik in de stallen. Alle paarden stonden er rustig bij. Hij vreesde eerder dat ze bang zouden worden van zijn fakkel en liep door. Hij merkte niet op dat er twee figuren achter een hoopje strobalen verscholen zaten. Er verscheen een mysterieuze glimlach op het gezicht van Archibald. Hij had Alan net op tijd naar deze schuilplaats gebracht. De griffioen kende alle hoekjes van de burcht om verstoppertje te spelen. Opgelucht ademde Alan diep in. Hij stond op, klopte het stro van zijn kleren en besliste dat hij best zijn paard naar de tunnel kon leiden, om via de geheime gangen te ontsnappen. Dat was een geheim dat zijn meester hem ooit had toevertrouwd. Zelfs het gros van de soldaten had geen idee hoe die er moest geraken. Hij greep de teugels van zijn gezadelde paard en leidde het dier door de donkere gangen. Normaal zou het in paniek slaan door het vuur van de fakkel die zijn baas in zijn andere hand hield. De voshengst vertrouwde Alan en bleef rustig. De jongeman wilde er niet bij stilstaan dat hij gebruik maakte van magie. Hij was er zich van bewust dat Archibald hem volgde. De gang was te smal om met twee naast een paard te lopen. Eigenlijk liep het dier op bepaalde plekken meer achter hem. Alans hart klopte in zijn keel. Hij moest Archibald vertrouwen. Die hield hem niet tegen, zoals hij eerder zou verwacht hebben. Wat voerde de griffioen in zijn schild? De sterren fonkelden aan de donkerblauwe hemel. De maan straalde als een heldere sikkel ertussen. Alles bleef stil. Er werd geen alarm geslagen. Toen Alan aan de rand van het bos boven kwam, besefte hij dat zijn afwezigheid nog niet was opgemerkt. Hij besloot van die gelegenheid gebruik te maken. Zonder verpinken klom hij in het zadel en spoorde zijn hengst aan om in draf te gaan. Hij keek om zich heen. Zijn hart sloeg haast over, toen hij een gestalte in de lucht zag. Archibald had zijn vleugels gestrekt. De griffioen kon vliegen, maar was niet sterk genoeg om een mens te dragen. Alan wilde er bij stilstaan dat hij als kind ooit om de rug van de griffioen had meegevlogen. Toen hij groter werd, begon hij daarvoor te zwaar te worden. Zijn vriend met vacht en veren had hem uitgelegd dat enkel draken groot en sterk genoeg waren om mensen te vervoeren. Draken. Dat was het! Hij was na zijn tocht in de troosteloze tunnels al bijna vergeten waarom hij deze tocht ondernam. Hij moest de draak vinden die een boerengezin had uitgemoord. Als heer Gawain met zijn ridders deze tocht zou ondernemen, was de kans groot dat heer Melchior een echte drakenaanval stuurde. Dan zouden de gevolgen veel erger zijn. Zijn moeder had hem dikwijls op het hart gedrukt dat de enige reden waarom heer Gawain haar gespaard had, was omdat Bronwyn de zwarte draak nog leefde. Die was krachtig genoeg om zelfs de verstevigde bucht tot as te herwerken. De draak die nu had aangevallen, was kleiner en bruin. Het was niet Melchiors draak Bronwyn. Alan merkte dat zijn meester Gawain bleek werd als die haar naam vermeld werd. Ja, Alan, denk! Wil je echt die draak doden, of wil je de waarheid kennen. Dat is de reden waarom je nu moet vertrekken. De stem van Archibald spookte door zijn hoofd. Hij volgde de griffioen die voor hem uit vloog. De vlucht van het fabeldier was veel sneller dan de draf van zijn paard, die hij deed overgaan in galop. Nog steeds was de griffioen sneller in de lucht. Ik hou me nog in! Enkel een eenhoorn kan sneller draven dan ik kan vliegen. De stem van Archibald bleef hem uitdagen in zijn hoofd. Het telepathisch contact was in de loop der jaren sterker geworden. Alan beklaagde het zich soms. De griffioen kon er duchtig op los kwetteren. Is het toeval dat je moeder stierf toen je twaalf werd en je schildknaap werd? Alan wilde bij deze vraag niet stilstaan. De tranen rolden uit zijn ogen. De laatste herinnering die hij aan zijn moeder had, was dat ze op het bed lag. Ze was bleek en verzwakt. Heer Gawain vertelde hem dat ze ziek was. Midden in de nacht had de ziekte haar gevonden. Alan bezocht haar die ochtend. Hij greep haar hand. Ze voelde kouder aan dan normaal. Hij kneep erin. Ze kneep terug, waarna haar grip verslapte. Ze hapte met veel moeite naar adem, alsof ze hem iets wilde zeggen. De woorden kwamen er niet uit. Dat was de laatste keer dat Alan haar zag.

Lees verder:

Griffioenenklauwen en drakenvuur : hoofdstuk 4 | Martine77 (yoo.rs)

Loading full article...