Op een bewolkte zondagmiddag struint Hannah door het bos op zoek naar een geschikt toverstokje.
Wilgentakken, berkentakken en beukentakken liggen er genoeg, maar geen die aan haar wensen voldoen.
Na een paar uur dwalen vindt ze het genoeg. Mokkend gaat ze op een omgevallen boomstam zitten met haar benen over elkaar.
‘Stomme opdracht,’ mompelt ze. ‘Waar moet ik het perfecte toverstokje vandaan halen?’
Een druppel valt op haar neus. Gestoord kijkt ze omhoog. Meer druppels komen naar beneden zeilen.
‘Oh, geweldig, gaat het ook nog regenen!’
Hannah rent door het bos tot ze ineens de holle boom ziet. Vlug duikt ze naar binnen. Vanuit haar schuilplaats ziet ze de regen met bakken uit de lucht komen. De hemel is van grijs naar zwart veranderd. In de verte ziet ze het flitsen. Een razend onweer buldert steeds dichterbij. Hannah gaat in een hoekje zitten. Het ziet er niet naar uit dat het snel over gaat.
Opeens begint het ook nog eens heel hard te waaien. Een vlaag van koude druppels waait door de opening. Ze kruipt zo ver ze kan naar achteren. Bibberend verbergt ze haar gezicht achter haar handen.
‘Griebelgrutjes, wat een weer,’ brengt ze overrompeld uit.

Opnieuw voert een windvlaag een rilling over haar rug. Ze begint langzaam doorweekt te raken. Met haar ogen stijfdicht probeert ze weg te dromen. Het helpt niet. Ontspannen is er met dit weer niet bij.
Er kriebelt iets in haar nek. Verstoord wuift ze het weg. Nu loopt er iets over haar rechterarm. Ze strekt haar arm en kijkt ernaar. Niets te zien.
‘Niet weer hè!’ schreeuwt ze kwaad. Wild slaat Hannah met haar armen om zich heen tot ze niet meer kan. Doodmoe laat ze zich ineen zakken op de grond.
Dan lichten er ineens een paar ogen op in het donker. Ze zien er niet eng uit, maar lieflijk, meelevend. En als de verschijning zich helemaal laat zien, proest Hannah het uit.
Voor haar staat een lief, klein spookje die nog niet eens half zo groot is als Hannah zelf. Hij heeft grote hemelsblauwe ogen met een ondeugende twinkeling.
‘Ik heb je toch niet te erg laten schrikken?’ vraagt hij vriendelijk.
‘Nee hoor,’ antwoordt Hannah.
‘Ik ben geen plaaggeest, maar ik hou wel van lolletje op zijn tijd.’
‘Dat heb ik gemerkt. Je hebt mij een paar dagen geleden goed te pakken gehad.’
‘Ja sorry, ik hoop dat je je niet bezeerd hebt.’
‘Het gaat wel,’ zegt Hannah. ‘Heb je ook een naam?’
‘Ze noemen mij ook wel Jona. Ik woon in deze boom.’
‘Dat lijkt me een beetje k…’ Een flits gevolgd door een harde donderklap laat de aarde schudden.
‘Het is hier groter dan je denkt,’ glimlacht Jona. ‘Volg mij.’ Het spookje draait zich om en verdwijnt in een nis.
Hannah kruipt er op handen en voeten achterna. Zoekend tast ze met haar vingers tot ze de vorm van een trap voelt. Voorzichtig laat ze zich naar beneden zakken. Zachtjes telt ze de treden. Bij acht staat ze in een gezellige ondergrondse ruimte. Het is ingericht compleet met een tafel, twee stoelen en een klein bed. Op de tafel brandt een kaars.
‘Wow!’ roept Hannah. ‘Dat had ik niet verwacht.’
Jona glundert. ‘Niet slecht hè!’
‘Hoelang woon je hier al?’
‘Ik ben hier opgegroeid dus al bijna 100 jaar.’
‘Wow, honderd jaar! Ben je al zo oud?’
‘Ik ben eigenlijk nog niet zo oud. Wij spoken kunnen 1000 jaar worden. Mijn opa heeft zelfs bijna de 2000 gehaald.’
‘Oh, dus je bent nog maar een baby spookje.’
‘Hé, geen praatjes. Ik ben nog altijd ouder dan jou.’
Hannah schiet in de lach. ‘Jij bent ook makkelijk op de kast te krijgen.’
Jona lacht mee. ‘Daar heb je me.’
‘Maar we staan nog niet gelijk,’ zegt Hannah.
‘Hmm, ik ben toch al aardig gastvrij geweest. Wat wil je nog meer?’
‘Het perfecte toverstokje,’ antwoordt Hannah.
‘Aha, dus daar ben je op uit. Het spijt me, daar kan ik je niet mee helpen.’
Hannah’s gezicht betrekt. ‘Echt niet?’
‘Als je een echte heks wilt worden moet je er ook wat voor doen. Dat wil je toch?’
‘Heel graag.’
‘Mooi. Eet je mee vanmiddag? Dat is wel zo gezellig.’
‘Nou graag, wat staat er op het menu?’
‘Kikkerbilletjes, met kruidensoep en wortelsalade.’
‘Daar ben ik dol op.’

Loading full article...