Het grijze vinkje krijgt maar geen gezelschap, terwijl ik juist vurig hoop op een duo. Het gebeurt niet. Het is 4 januari en ik heb enkele uren eerder het telefoonnummer van ene Tania gekregen. Een dame op het strand van Tulum, die ik kort daarvoor heb leren kennen in het water. Tot m’n teleurstelling lijkt het WhatsAppje niet aan te komen. Ik besluit haar uit enige wanhoop een sms te sturen. Het is haast niet voor te stellen, maar het zou natuurlijk kunnen zijn dat ze helemaal geen WhatsApp hééft. Er verschijnt immers ook geen profielfoto. Heeft ze me een verkeerd nummer gegeven? Tssk.
Een half uurtje later kijk ik nog eens op m’n telefoon. Niets. Ik kijk toch nog maar eens naar het nummer en vergelijk het met een ander Mexicaans nummer. Er gloort gelijk hoop: het nummer klopt niet, er ontbreekt een cijfer. Fuckfuckfuck. Heb ik het niet goed ingevoerd? Wacht eens even. Er zat een vier in haar nummer! Toch? Waar is die vier nu dan? Ik weet: dit is m’n eerste gedachte en daar moet je in zo’n geval nooit over twijfelen. Gewoon puzzelen. Ik schrijf het huidige nummer op, want die klopt grotendeels. Dan zet ik random ergens een vier tussen; wederom een primaire gedachte. Er verschijnt gelijk een profielfoto op WhatsApp. Yes. Ze is het. Eén poging en succes. Een heerlijk detail voorafgaand aan die eerste date. Zo’n clichématig ‘ja, dan is het meant to be’-gegeven.

Nu, ruim elf maanden later, doe ik boodschappen in het goedkope warenhuis Costco. We hebben vanavond een feestje. Het is hier vrij druk en onoverzichtelijk en het publiek is fascinerend om naar te kijken. Ik denk met weemoed aan mijn moeder, die in de Efteling altijd meer geniet van het kijken naar mensen dan van de attracties. Die me in mijn tienerjaren altijd meegaf dat eeuwige verwondering een eigenschap is die je eigenlijk nooit zou mogen verliezen. Observeren. Niet oordelen of veroordelen, gewoon verwonderen. Kijken naar dat gezinnetje, dat door het Sprookjesbos wandelt. Papa om 11 uur ’s morgens al aan het bier, mama die onophoudelijk aan het bellen is en zo nu en dan scheldt op hun zoontje, die plezier heeft in het opjagen van duiven. Hun baby huilt inmiddels onophoudelijk, maar daar is nauwelijks aandacht voor. Papa knijpt in mama’s bil. Mijn moeder en ik zitten dan op een bankje en slaan dit gade. We verwonderen ons met een glimlach. Het soort taferelen dat in Costco ook niet ondenkbaar is; mijn moeder zou het hier fantastisch vinden. Op hoofdattractie Costco na dan.

Volg ik weer mijn moeder. Want het begint me hier ook te ergeren; ik haat winkelen in de basis. Het wordt drukker en drukker. Warmer en warmer ook. Het gehuil van baby’s werken me plots op m’n zenuwen. De kerstmuziek gaat door merg en been. Ik wil weg, heb genoeg indrukken opgedaan. Heb ook alles, dus loop naar de kassa. Ik reken af, gooi al m’n spullen in tassen en loop naar de uitgang. Ik moet mijn bonnetje laten zien aan de security. Fuck. Waar heb ik die gelaten? Fuck. De Mexicaan geeft overal bonnetjes, dus mijn broekzakken zitten nu ook vol met de papiertjes. Maar waar is die van Costco? Achter mij formeert zich al gauw een soort rij. Twintig, dertig mensen. Ik doe een stap opzij. Weer dat gehuil. Hier klinkt de kerstmuziek waar mogelijk nog harder. Het zweet breekt me uit. Ik leeg mijn boodschappentassen en daar vind ik het bonnetje inderdaad. Ik sluit weer aan in de rij. Zwaar geïrriteerd. Ik wil wég.

Ik kijk op mijn telefoon: twee gemiste oproepen en een sms. Oh ja, ik heb geen data meer en Tania wil me bereiken. Ik lees haar sms. Erboven staat één eerdere sms tussen ons. Die van mij.
Fluitend en dansend verlaat ik Costco.