Ik heb een steen verlegd
Het is gebeurd, ik heb die steen verlegd!
Bram Vermeulen bezong diezelfde steen. De steen, die eens verlegd moest worden. De waarheid moest eruit, ik moest vertellen dat alles wat er over me verteld werd, een sprookje was. Ik durfde voor mezelf op te komen. Ik heb een steen verlegd, om het water eens een andere kant op te laten gaan.
Het boetekleed kan nu uit, ik heb het niet nodig, ik heb de brand erin gestoken! Nu kan een ander het gaan dragen, als deze tenminste zo'n kleed durft aan te trekken. Wat mij betreft, het is voorbij, mijn mond is te lang stil geweest, mijn ogen zijn te lang gesloten geweest en mijn oren, wilden het allemaal niet meer horen. Nu ineens, kon ik mijn verhaal kwijt, ik kon zeggen hoe het werkelijk in elkaar zat en was ik niet degene meer, die onzichtbaar en monddood was gemaakt. Het werd me gevraagd en als een stroom van woorden kwam alles eruit. Wat voelde dat fijn, wat was dat een opluchting, wat ben ik trots op mezelf!
Ik kon de steen verleggen, hij was niet meer zo zwaar. De scherpe kantjes waren er al afgesleten. Steeds gemakkelijker wordt het om de steen te tillen, het is alsof het water de steen heeft schoongespoeld, waardoor het gemakkelijker wordt. Nee, ik ben niet vergeten, maar wel verguisd, zonder dat ik het heb geweten.Â