De schim (part 13)
Soms ging het niet zoals je wilde, klaagde Anton tegen zichzelf. Het was hem niet gelukt om bij Martijn te geraken, bij het uit de kapel komen en op een wonderlijke wijze kon hij hem vervolgens nergens meer vinden. Uiteindelijk gaf hij de zoektocht maar op. De tijd om naar bed te gaan brak aan. Hij had nog wel andere dingen te doen. Net op het moment dat hij de deur van zijn slaapkamer opendeed, hoorde hij iets of iemand.
Een heel zacht tikje en een soort koerende duif geluid. Hij wist natuurlijk dat zoiets niet kon om deze tijd en vroeg zich af of het dan een verdwaalde uil zou zijn. Het moest van buiten komen dus liep hij de gang door, op weg naar het raam, deed het open en keek naar buiten. Er was weinig te zien in het donker. Toch liet hij zijn ogen maar even wennen, hij wist dat zoiets altijd wel iets scheelde. Â
Daar greep een hand hem plotseling bij zijn pols, waarmee hij op het kozijn leunde. Anton kon zich nog net inhouden anders had hij een flinke schreeuw van schrik gegeven. Om één of andere reden was hij niet bang en dat bleek maar goed ook. Aan de hand zat die grote goudkleurige ring, die hij meteen herkende. Het was Willem. "Wat doe jij hier?" fluisterde Anton. "Zou je me niet eerst eens binnenvragen?" grinnikte Willem zachtjes.Â
