Een mengeling van melancholie en de schoonheid van het beeld overvalt me bij het zien van het tacozaakje. Dat beeld, dat oplicht tijdens de invallende duisternis en de duisternis rondom. De vrouw, ongetwijfeld de eigenaresse, zit op haar stoel, in het zicht, het kunstlicht op haar gelaat. Ze kijkt op haar telefoon, wachtend op klandizie. Romantiek in optima forma. Op een eigen unieke manier. Het doet me denken aan mezelf.

De ruimte zelf oogt als een schilderij; er is altijd wat nieuws te zien. Taqueria El Gran Taco heet het, afgesloten met een opvallende punt. Ze verkoopt kennelijk longaniza, bisteck, buche en cueritos; allen tacovarianten. Op een oranje papier, boven de hete plaat waar ze de tacos maakt, hangt handgeschreven de prijslijst. Ternauwernood met een plakbandje, het kan ieder moment naar beneden dwarrelen. Om de bakplaat heen staan de sauzen, open en bloot. Achterin staat een tafel, met daarop diverse keukengereedschappen. Een blender. Peper en zout. Een lege colafles. Een stopcontact dat los hangt. Een blauwe emmer. Eronder de drankvooraad, dat voorlopig meer dan voldoende zou moeten zijn.

In het oog valt natuurlijk het altaar, met het gelige kleedje. Een Mariabeeld staat tussen de uitgedroogde bloemen. Zij is de beschermengel van deze ruimte. De groen-wit-rode versiersels stammen nog van quince de septiembre, Onafhankelijkheidsdag in Mexico. Ze zal het vast één dezer dagen opruimen, als september afloopt. Of niet natuurlijk, het staat zo ook best leuk. Je kunt blijven kijken. Gasflessen in de hoek. De colakast. Een mondkapje aan de muur. Het enerzijds innemende en anderzijds meer dan treurige interieur, bestaande uit rode plastic stoeltjes en tafeltjes.

Station

Dit is het busstation van Zacatlan, een dorp met zo’n 70.000 inwoners, maar met flinke aantrekkingskracht voor toeristen. Deze Taqueria heeft zich een uitstekende spot verworven. Vlak voor de vertrekhal. Juist, daar waar de mensen wachten. En vanaf hier is het zeker drie uur met de bus naar bijvoorbeeld Mexico Stad, dus is wat eten nooit een gekke gedachte. In Nederland betaal je de absolute hoofdprijs voor zo’n spot. Deze dame hoogstwaarschijnlijk niet. De huur zal spotgoedkoop zijn. Dit winkeltje voelt als het échte Mexico. Zou er zomaar symbool voor kunnen staan. Zie maar wat je doet met die ruimte mevrouw, al ga je er wc-potten verkopen. Alles is goed, het is jouw zaak.

Kiosk

Mijn melancholie zit hem in de vertaalslag naar Nederland. Of beter gezegd: naar mijn carrière bij de Kiosk. De Kiosk, dat eveneens eenzame, oplichtende winkeltje op dat doorgaans duistere station van Breda. Die fraaie plek tussen aankomst en vertrek. Dat warmte kon bieden in de koude. Ja, het winkeltje was oud. Onhandig van opzet. Uniek. Aantrekkelijk door wanorde. Geborgen door romantiek.

De verhuizing naar het nieuwe station heeft dat simpelweg weggevaagd. Het heeft plaatsgemaakt voor een steriele eenheidsworst zonder warmte. Gewoon een winkeltje dat producten verkoopt, te midden van een sowieso al ruimschoots verlicht station. Het veredelde snoepwinkeltje deed een dappere poging te professionaliseren en kon dat ook doen op dat eveneens steriele station. Jammer alleen dat het geen absolute hotspot meer had. De omzetten halveerden bijna.

Ikzelf ben er nu zo’n twee en een half jaar weg. De verhuizing naar het nieuwe station betekende voor mij eigenlijk het begin van het einde. De pensionering van de oudere garde idem dito. Ger, Petra, Yvonne, Leny, met hun eigen karakters. Met hun afwijkende werk- en verkoopstijl. Met knullige handgeschreven briefjes, om sommige aanbiedingen te benadrukken. Hun vertrouwde uitstraling. Ze gingen weg. En daarmee de ziel.
Steriel

Ik werd er ontslagen. Deed mijn werk steeds minder goed -of de vereisten werden steeds strenger, zo kun je het ook zien. Een zesje of zeven voor schoonmaken volstond niet meer. Dat moest een negen of tien zijn. Ze hadden overigens gelijk. Het was de beste move om er weg te gaan. Want misschien stond ik daar primair ook niet om spullen te verkopen. Niet met commerciële motieven. Ik stond er om er te zijn. Om te ontmoeten. Dat ik daarbij spullen verkocht, voelde altijd als bijzaak. Tsjoh, wat hadden ze volledig gelijk me te laten gaan.

Ik schrik wakker. De vrouw heeft een klant. Als een marktkoopvrouw communiceert ze, schreeuwt ze, verkoopt ze. Ze staat hier om in leven te blijven. Dáárom verkoopt ze spullen. Dát geeft het karakter. Dát maakt het eigen. Dit is háár winkel. Het verwarmt me, het ontroert me. Ik blijf kijken. Inhaleer de situatie.

Kijken. Niet kopen. Daar oogt het me dan weer net iets té romantisch voor. Mijn maag prefereert toch schoon, steriel en professioneel bereid voedsel. Zo is het dan ook wel weer.

Het verlichte winkeltje in de duisternis