Munt in soorten
Munt, mint, muntje, mentha. Het zit niet alleen in tandpasta of in snoepjes, maar is een echte plant. En zijn gebruik begon al heel lang geleden. Bij Ovidius bijvoorbeeld die beschreef hoe de dochter van de watergod, Menthe of minthe genaamd, door de god van de onderwereld bemind werd maar door diens jaloerse echtgenote in een plant veranderd werd. Die goden toch, maar zo kunnen wij nu toch genieten van al die frisse muntsoorten.
Andere coryfeeën uit die tijd, Hippocrates en Dioscorides op kop, noemden de munt vaak in hun geschriften over geneesku nde. Plinius beschreef het gebruik ervan voor in 41 geneeskrachtige dranken en in sommige daarvan werd het kruid apart genoemd als maagmiddel, versterkend middel en carminatief. De Romeinse soldaten verbreidden de muntplanten over het gehele Romeinse rijk. Reeds in de negende eeuw werd dit kruid in vele Europese kloostertuinen gekweekt. In de Middeleeuwen werden muntbladeren niet alleen op de bekende wijze in de keuken gebruikt, maar het verpulverde blad diende ook om de tanden wit te maken, mondzweren te genezen, beten van dolle honden te helen, de pijn van wespensteken te verlichten, te voorkomen dat de melk zou stremmen en om ratten en muizen te verjagen.
Muntsoorten kruisen er lustig op los. Ze hebben een sterke neiging tot bastaardering, zeggen de saaie plantkundigen. Dan gebruikten die oude schrijvers toch wel een andere taal. Zo schreef Walahfrid Strabo, abt van het klooster van Reichenau, in zijn 'Hortulus' kruidengedicht uit 840 in de 18de strofe over 'Mentha': "Als iemand in de mogelijkheid is, de krachten, soorten en namen van 'Munt' volledig uit het hoofd op te noemen, is hij ook in staat om het aantal vissen die in de rode zee zwemmen, op te noemen". We zullen dus niet proberen om ze allemaal op te noemen. Het is ook niet duidelijk welke muntsoorten vermeld werden in oude kruidenboeken. In de historische teksten is zeer zeker dikwijls sprake van Mentha aquatica L., de Watermunt. Hij groeit langs de oevers van beken, de stengel draagt een ronde bloemknop (terwijl de meeste muntsoorten schijnaren hebben).
Zeer aromatisch is de akkermunt (Mentha arvensis L.) waarvan de bloemen in de bladoksels staan. Zonder aangename reuk is daarentegen de hertsmunt (Mentha longifolia Huds.), die lange lancetvormige bladeren bezit en waar van de bloemen in lange schijnaren steken. Herts munt wordt in de kruidenboeken dikwijls vermeld, meestal met de opmerking dat ze medicinaal weinig wordt toegepast.
Een oude medicinale muntsoort is Mentha pulegium L. de Poleimunt, die vooral in de landen van de Middellandse Zee voorkomt. Het is een plant met ovale blaadjes en een menigte dichte bloemkransjes die boven elkaar zitten. Het is een moeras- en oeverplant die bij ons in de Maasvlakte voorkomt. De naam pulegium slaat op het insectenwerend vermogen van dit kruid. De Romeinen gebruikten het namelijk tegen vlooien (pulex).