Een paar dagen terug was hij in de diepe rotsachtige holten van Woudheuvel wakker geworden. Neen, dat was niet helemaal correct uitgedrukt. Hij zou eerder ‘wakker gemaakt’ gebruiken in deze context. Dat zou deze situatie beter en juister uitleggen. Een staccato-achtig gedreun was uiteindelijk als een vervelend gezeur doorgedrongen tot zijn bewustzijn. Langzaam had hij zijn immense kop van tussen zijn schubbige poten omhoog geheven. Zijn oogleden, nog moe van de eeuwenlange slaap, waren heel langzaam, één voor één, open gegleden.

Hij keek heel verbolgen rond zich heen. Op het eerste zicht was alles zoals het moest zijn: duister, zonder enige beweging en koel genoeg om zijn innerlijke vuur onder bedwang te houden. Een draak moest op tijd en stond de koelte van de diepe holten in bergen opzoeken, om niet te ontvlammen en op te gaan in zijn eigen vuur of héél, héél veel koud water drinken. Een voorzorgsmaatregel die ieder drakenjong met de paplepel meekreeg. Fnir, zijn moeder had het hem ontelbare malen voorgekauwd in de periode vooraleer hij volwassen werd en op dat moment zijn vuurspuwkracht in zijn binnenste begon te bloeien.

Loading full article...