Schrijfambitie vernietigd, einde oefening?
Schrijven, al voor ik het kon, wilde ik het. Ik herinner me mijn eerste stripverhaaltjes nog. Ik moet toen vier of vijf jaar geweest zijn, maakte belabberde tekeningetjes van poppetjes die het meest leken op die gevallen die altijd aan de galg hingen. In ballonnetjes erboven schreef ik de teksten dan, in een perfect golflijntje, want letters en woorden schrijven had ik nog niet geleerd.
In klas vijf van de lagere school schreef ik mijn eerste echte verhaaltje. Niet in stripvorm, maar wel met een fraaie tekening erbij. Ik scoorde hoog met mijn fantasie en kroop in het lichaam van een vlinder met hoogtevrees. Het veroverde een plaatsje in de schoolkrant.
In de tweede klas van de Havo boorde mijn leraar Nederlands mijn schrijfambities de grond in. Hij beloonde mijn opstellen en essays steevast met een dikke onvoldoende en lachte me vierkant uit toen ik eens durfde te zeggen dat ik graag schrijfster wilde worden. In plaats van me op de talenkant te gaan richten, focuste ik me op een exact vakkenpakket.
Bij toeval kwam ik bij een regionaal dagblad aan de slag. Ik nam een weekje de honneurs waar op de verkoop van de advertentieafdeling.  Toen de plaatselijke recensent plots geveld werd door een griep, werd ik ingezet om een verslag te schrijven. Het ging mij goed af, en al vrij snel volgden er meer. Het waren geen hoogstandjes en er werd flink geschaafd en gesneden in de artikelen die ik aanleverde, maar ik werd steeds meer en meer gevraagd. Het leverde slechts een schijntje op, de tijd die ik erin stak werd nauwelijks beloond. Toen ik gevraagd werd voor een wekelijkse column en erbij vermeld werd dat dit per aangeleverd verhaal betaald zou worden in plaats van de regelbeloning die het correspondentschap opleverde was ik echt blij. Mijn rubriek 'Kijk op Musea' werd zo goed als letterlijk overgenomen zoals ik het aanleverde en er werd enthousiast op gereageerd. In mijn stukjes stopte ik langzaamaan steeds meer van mezelf. Het werd mijn mening, mijn observaties, zonder daarbij de andere toeschouwers uit het oog te verliezen. Ik groeide.