Op zolder
Het regent. Het is geen lieflijk lenteregentje, het water komt vandaag met bakken naar beneden. De grote plassen op straat zijn nog net niet groot genoeg om een zwemwedstrijdje in te houden, als Leo en Lia tenminste een badpak en zwembroek hadden meegenomen. Maar dat hebben ze dus niet. De regen betekent dat lekker buiten in oma’s tuin spelen (want dat had natuurlijk de voorkeur) er vandaag niet in zit en de tweeling moet daarom bij mama en oma in de kamer blijven. Saai. Hier mag je nergens rennen, want de ene keer is het oma, de andere keer mama die geschrokken overeind schiet als het spel van Lia en Leo iets te veel in de buurt van de vaasjes, glazen, foto’s en beeldjes komt. En daarvan heeft oma er veel. Heel veel. Het idee om voor oma een speciale dansshow weg te geven is dan ook door de grote mensen met enige schrik afgekeurd.
Wat nu? Er blijft niets anders over dan stil op een stoeltje zitten en braaf luisteren naar het gesprek van oma en mama. Niks aan, het gaat de hele tijd over koopjes, kleren en advertenties. Saai. Heel erg saai. Net een gevangenis. Leo zucht hoorbaar diep en Lia volgt zijn voorbeeld.
‘Ach,’ zegt oma, die de tweestemmige zucht wel gehoord heeft, ‘jullie vervelen jullie natuurlijk.’
Zeg daar maar eens ‘nee’ tegen, dat vindt mama dan vast weer onbeleefd. Leo en Lia zeggen daarom niks, maar ze krijgen wel een kleurtje.
‘Weet je wat, jullie mogen wel op zolder gaan spelen. Daar staan tenminste niet zoveel breekbare spulletjes.’ Dat is natuurlijk een goed idee, dus de tweeling springt overeind.