Kortverhaal - Harten van steen en ijs, deel I
Zo strijdvaardig hij was, zo moeilijk was het voor hem een vrouw het hof te maken. Honderden vrouwen verlieten de dappere strijder omdat zijn hart eerder leek toe te behoren aan zijn zwaarden dan aan hen. Toen de koning op zijn honderdste verjaardag, net zoals al zijn onderdanen, de hoop had laten varen, ontmoette hij de prachtigste vrouw die hij ooit gezien had; niet omdat ze uren voor de spiegel doorbracht, maar omdat ze een zwaard kon hanteren. Het paar huwde niet veel later en de kersverse koningin schonk hem een tweeling, twee meisjes: Petra en Isa. Hun geluk was helaas van korte duur. Vlak na de geboorte stierf de koningin en Aldevar was kapot van verdriet. Voor het eerst voelde de dappere koning zich bang. Hij wist dat hij, door zijn leeftijd, niet lang meer te leven had en hij durfde zich niet voorstellen hoe zijn dochters zouden leven zonder ouders en zonder zijn bescherming.
Uit de verste hoeken van het land nodigde hij de zes beste magiërs uit. Elk waren ze bekwaam in een element: de waterheks temde de meest onstuimige zeeën, de vuurmeester beheerste de heetste vlammen, de windfee trotseerde de krachtigste stormen, de boself weerhield de zwaarste aardbevingen, de heer van het licht keek door de meest oogverblindende zonnestralen en de tovenaar van het donker domineerde de duisterste krachten. Alle zes zwoeren ze trouw aan de koning, zijn dochters en het rijk. Ze werden de grootste vertrouwelingen van Aldevar.
In dat vertrouwen kwam er desondanks een breuk. De burgers zagen dat Aldevar maar vaak in het gezelschap vertoefde van vijf van de zes magiërs. Melanis, de tovenaar van het donker, hield zijn kracht uit het maanlicht. Overdag was hij te zwak om de uitjes en vergaderingen van de koning bij te wonen en ‘s nachts werden mensen bang voor hem omdat hij zogenaamd heimelijk door de straten sloop. Op een avond knielde Melanis voor Aldevar en hij legde zijn situatie uit. Hij smeekte hem de bijeenkomst op een ander tijdstip te plannen, maar de koning, die maar weinig van magie begreep, weigerde. De avond spendeerde hij met zijn meisjes en niets of niemand mocht daarvoor wijken. Aldevar blafte dat Melanis zelf maar een oplossing moest zoeken; hij was tenslotte een van de beste magiërs van het rijk.
Nog drie keer smeekte Melanis bij de koning, maar iedere keer brulde Aldevar dat de avond voor zijn meisjes was en dat de tovenaar zelf maar een oplossing moest zoeken. De brave tovenaar van het donker wilde de toorn van de koning niet op de hals halen en luisterde. Overdag trok hij zich terug en ‘s nachts bestudeerde hij de donkere magie. Zijn natuur verbood hem iets anders te doen. Mensen begrepen hem niet. Ze vonden de man die ‘s nachts alleen door de straten dwaalde maar eng. Volwassenen keken hem vuil aan en leerden hun kinderen in een boog om hem heenlopen. Zijn vijf vrienden keken niet naar hem om; zij wilden zich niet mengen in de afkeer die de burgers voor de tovenaar hadden. Ze vreesden dat zij hun volgende doelwit werden.
Iedere nacht zag Melanis steeds minder mensen op de straten rondlopen. Zodra de arme donkere tovenaar naderde, bliezen de laatste nachtuilen hun kaarsen uit, sloten de kroegen hun deuren, en verstopte zelfs de meest ellendige zwerver zich voor “de gevaarlijke man”. Alleen was hij niet gevaarlijk. De man wilde gewoon met iemand praten en laten zien welke schitterende wonderen hij kon verrichten in de duisternis. Na weken in eenzaamheid interesseerde Melanis zich zelfs niet meer in magie. Het enige wat hij nog kon, was huilen naast een al even eenzame boom in het bos. Niemand begreep hem en dat liet een koude na in zijn hart.