Het is donderdag 16 mei, 0.4.50 uur. Mijn vader maakt me wakker en zegt dat ik hem niet meer hoef te wekken. Hij is al wakker. Vandaag is de dag dat hij de wereld rond gaat reizen. Ik word langzaam wakker en spring onder de douche. Mijn vader is druk bezig om zijn hand bagage in te pakken. Hij is van alles kwijt en loopt geïrriteerd door het huis te schreeuwen dat ik alles kwijt heb gemaakt. Ik zoek rustig het tasje voor zijn gehoorapparaat en het stekkertje voor zijn fototoestel. Hij is boos dat zijn gehoorapparaat het niet meer doet. Dus neemt hij het niet mee. Ik zeg dat kan niet, dus doe het in het doosje en in zijn tas. Mijn broer en zijn vrouw zijn er inmiddels en laden de koffer in van mijn vader. Mijn vader is zichtbaar gespannen, maar we gaan. Eenmaal op Schiphol komen wel al snel wat producenten tegen. Ze leggen uit hoe het allemaal werkt, want vanaf nu wordt alles opgenomen. Mijn vader krijgt een zender en ik geef hem zijn gehoorapparaat. Hey, hij doet het weer! (...) Familie voor familie lopen we naar boven en moeten voor de camera's doen alsof we net aankomen lopen. Daarna wachten tot alle families er zijn. En daarna om beurten afscheid nemen. Mijn vader wordt toch een beetje emotioneel als wij afscheid nemen. We lopen weg en draaien nog een keertje om, maar paps is al weer druk bezig met de andere ouderen. Mijn broer brengt me thuis en voor het eerst in maanden ben ik alleen. Ik moet die dag naar de huisarts voor mijn maandelijkse prik, maar verder hoef ik niets. Ik geniet even van de rust om mij heen.


Het is zaterdagochtend. Vandaag is de dag dat ik mijn biologische familie ga ontmoeten. Ik ben gespannen. Hoe zullen ze zijn? Wat weten ze van mij? Wat kunnen ze mij vertellen over mijn moeder? Zijn ze net in Nederland? Op wie lijk is? Moet ik ze vertellen dat ik ziek ben? Ik twijfel daar erg over. Ik voel me schuldig als ik het niet zeg, want houd ik dan niet iets voor hen achter. Maar moet dat al bij de eerste afspraak!? Ik schuif het voor me uit en besluit het later pas te beslissen. Bianca gaat met mij mee en er komt ook een producent van Talpa. We parkeren en gebruiken onze telefoon als navigatie. We lopen en ineens hoor ik mijn naam. Karin! Ik denk, wie kent mij nou in Delft!? Ik zie twee mannen zitten. Ze gaan staan en ik denk, natuurlijk, dit zijn mijn broers! Ze stellen zich voor, Rudy en Stanley. Een hand en drie zoenen. We bestellen wat drinken en ze geven aan dat de anderen onderweg zijn. Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen. Er komt nog iemand bij en hij stelt zich voor als Wally. De mannen praten en maken grapjes. Ik probeer te bedenken op wie het meest lijk. Kort daarna komen Robbie en Edward. Ik raak in de war, want ik dacht maar vier broers te hebben. Er zitten er nu al vijf. Dan komen er twee vrouwen bij zitten, Ruth en Maureen. Ok, zegt Ruth, we zijn compleet. Zullen we ons eerst even voorstellen. Ze doen een rondje en vertellen kort over hun leven. Ruth vraagt of ik vragen heb. Ja, waarom zijn er zo veel? Zijn jullie allemaal mijn broers en zussen? Ja antwoorden ze. Alleen Wally, hij is een pleegbroer, maar hij hoort er wel bij! Ik geef aan dat ik wist dat er vier waren en ik nummer vijf. Maar ik ben de jongste en dus nummer zeven! Ze zijn sinds 1977 in Nederland en vanaf dat moment met elkaar opgegroeid. Daarvoor niet. Alleen Stanley, de oudste van de groep wist van mij. De anderen wisten het pas toen mijn moeder op haar sterfbed lag. De dynamiek tussen de broers en zussen is gezellig en grappig. Ze praten veel en hebben onderling veel lol. Ze zijn ook best aanwezig. Ik herken mezelf een beetje in hen. Het wordt wat kouder en we verhuizen naar binnen. We zitten op de bovenste verdieping en maken een boel kabaal. We praten hard en lachen hard. Ik voel me op mijn gemak. Ik kies er voor om nog niet te zeggen dat ik ziek ben. Ik wil dat ze eerst mij leren kennen zonder de k*nker kanker. Mijn oudste broer zit naast mij en knuffelt mij. Hij zegt dat hij blij is dat ik deze stap heb gezet. Aan het einde van de middag nemen we afscheid met het nemen van foto's.En we geven elkaar een stevige knuffel.


Ik rij met Bianca naar huis. Ik voel me goed en heb deze kennismaking als heel fijn en plezierig ervaren. Ik moet het allemaal een beetje laten bezinken. Ik maak wat notities, want ik vergeet dingen snel. Als ik op mijn bed lig dan komt de ontlading. Ik voel alsof de cirkel rond is. Ik heb kennis gemaakt met mensen met wie ik bloedband heb. Ik voelde het toen ik hen zag. Het voelde goed. Ik heb een cadeautje meegekregen en pak het uit. Chocolade. Er zit een kaartje bij, bedankt dat je op zoek bent gegaan naar ons. Je broers en zussen! Ik voel me goed en gewaardeerd. Maar hoe ga ik hen vertellen dat ik ziek ben..? Ik schuif het voor me uit. Nu voel ik me goed en heeft de k*nker kanker even geen grip op mij!

Loading full article...