De dorstige maan
Ik heb me net lekker in mijn zetel gemanoeuvreerd als de bel gaat. Met enige tegenzin sta ik op en doe de deur open. Een herfststorm blaast door de deuropening en dan rolt zomaar de maan naar binnen.
‘Hallo!’ zegt ze vrolijk. ‘Ik kom even buurten. Is dat goed?’
Ik ben sprakeloos.
Ondertussen heeft de maan zich gemoedelijk op mijn bank gepositioneerd.
Uiteindelijk zeg ik: ‘Ik dacht dat u groter was.’
‘Ik heb mezelf een beetje ingehouden,’ zegt ze glimlachend.
‘Net zoiets als een buik inhouden?’
‘Ja, zoiets. Heb je ook water? Ik heb dorst.’
Ik loop naar de keuken en pak een glas maar zet het daarna weer terug. Ik moet met iets groters komen. Daarop pak ik een emmer en vul die tot aan de rand. ‘Is dit genoeg?’ vraag ik onzeker.
‘Precies goed,’ vertrouwt ze me toe.