Hulp uit onverwachte hoek
‘Honderd zweepslagen!’ gebiedt de farao streng.
Ondanks dat ik hevig zweet, word ik ijskoud van die woorden.
De wachters lopen al op me af als de zoete stem van de prinses weerklinkt: ‘Nee, vader. Hij hoort bij mij.’
‘Wat?’
‘Ik bedoel dat hij mijn nieuwe lijfwacht is.’
‘Daar heb je me niks over verteld.’
‘Ik heb hem ook vandaag pas ingehuurd.’
‘Hm, en waarom was hij dan niet hier, bij jou?’
De prinses weet even niks te zeggen, maar ik neem het snel over. ‘Ik was juist aan het controleren of er geen indringers waren.’
‘Is dat zo?’ zegt de farao niet heel overtuigd. Hij kijkt me recht in de ogen, maar ik weet zijn blik te weerstaan.
‘Vooruit, dan maar. Dan mag je meteen mijn dochter naar buiten begeleiden. Ik heb hier nog het een en ander te bespreken.’