Dat was in de jaren 50 en 60 wel anders. De tijd dat bijna iedere Nederlander ontbeet, lunchte met een eigen trommeltje en melkbeker, en ’s avonds thuis een prakkie at – met wellicht nog een koekje bij de thee tussendoor, of een drankje in het weekeinde – is allang niet meer. Gemiddeld eten en of drinken Nederlanders negen keer per dag. Volwassenen gebruiken gemiddeld zeven tussendoortjes.

Het eten was in de jaren 50 en 60 goedkoop en simpel. Bruin- of witbrood met margarine, met kaas, jam of pindakaas en een mok thee of melk. Andere smaken waren er niet, tenminste, die hadden wij niet in huis. We aten geen broodjes, geen pap, geen yoghurt met muesli, geen brinta, geen crackers, geen roomboter, geen hagelslag. De warme maaltijd bestond voornamelijk uit aardappelen, groente en (een klein beetje) vlees. Op woensdag gehaktdag en op zondag een runderlapje. Vis aten we nooit. Ja, behalve dan de vangst van mijn vader als hij vis uit de Nootdorpse plassen had gevangen. Eens per jaar een paling op de kermis en een enkele keer makreel voor op brood.


Welke groenten?
Bloemkool, appelmoes, boerenkool, rode kool, spruitjes, sperziebonen, komkommer, tomaten, andijvie, sla, spinazie, witlof, rode bieten, bospeen, winterpeen, koolraap, rabarber, ui, prei. We aten gekookte groenten en werd alles met de aardappels door elkaar geprakt met een kuiltje voor de vette jus.

Vergeten groenten

Loading full article...